Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[de man] , te Amsterdam, verzoeker, verder te noemen [de man]
de besloten vennootschap [bedrijf](gemachtigde: mr. P. Nicolai).
Rechtbank Amsterdam
Op 15 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 4 november 2016 door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is verleend voor de aanleg van vier steigers met zeven ligplaatsen aan [adres] in Amsterdam. Verzoeker, [de man], heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat de bouw van de steigers zijn woonomgeving onevenredig zal aantasten en dat de vergunning onrechtmatig is verleend.
Tijdens de zitting op 28 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter de belangen van partijen afgewogen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan, ondanks dat de ligplaatsen deels buiten de aanduiding 'specifieke vorm van water - passagiersvaartuig' vallen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunning niet overduidelijk onrechtmatig is en dat de gevolgen van de uitvoering van het besluit niet onomkeerbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de belangen van verzoeker niet opwegen tegen de belangen van verweerder en de derde partij, [bedrijf].
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de geluidsoverlast van de passagiersvaartuigen waarschijnlijk niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat zal leiden. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de steigers relatief eenvoudig kunnen worden verwijderd indien nodig. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 maart 2017, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.