In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 maart 2017 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de verdachte, ingediend op 12 januari 2017, tegen een beslissing van de rechter-commissaris (RC) van 30 december 2016. De verdachte verzocht om het horen van getuigen en om kennisneming van bepaalde stukken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsman van de verdachte en de officier van justitie, mr. D. Kruimel, in besloten raadkamer gehoord. De rechtbank oordeelt dat het bezwaarschrift deels gegrond is, met name wat betreft het horen van getuige [getuige 1]. De rechtbank stelt dat de verzoeken tot het horen van de andere getuigen en het verstrekken van stukken niet relevant zijn voor de beslissing in deze zaak. De rechtbank benadrukt dat de RC verzoeken afwijst indien deze niet kunnen bijdragen aan enige beslissing in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank komt tot de conclusie dat het horen van getuige [getuige 1] van belang kan zijn voor de beoordeling van de zaak, vooral in het licht van de AAFD-richtlijnen en de status van de verdachte ten tijde van het eindgesprek boekenonderzoek. De rechtbank heeft de zaak teruggestuurd naar de RC voor het horen van getuige [getuige 1] en laat de beslissing over de andere verzoeken aan de RC over.