ECLI:NL:RBAMS:2017:1882

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
13/654058-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

Op 24 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen, die werd beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 10 maart 2017. De officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, vorderde bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. Stroobach, pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de rol van de verdachte voornamelijk bestond uit het uitnodigen van het slachtoffer om langs te komen en het sluiten van de deur, maar dat er geen bewijs was dat zij op de hoogte was van de intenties van de mededaders. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, waaronder de zware mishandeling en bedreiging van het slachtoffer. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank wees ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen af, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de huidige aanklachten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/654058-16, 13/701102-16 (tul), 13/702361-15 (tul) en 13/701161-16 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 24 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. C. Stroobach, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen naar voren is gebracht door mr. G.K. Sluiter, raadsman van de benadeelde partij, [slachtoffer] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1
primair
zij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of (een of meer) van haar mededader(s), voornoemde [slachtoffer] (telefonisch) gevraagd naar een woning (gelegen aan [straat A nr. 1] te komen en/of (toen voornoemde [slachtoffer] ) in de woning aanwezig was de deur van die woning op slot gedaan (waardoor voornoemde [slachtoffer] de woning niet kon verlaten) en/of voornoemde [slachtoffer] in die woning eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of de rug en/of buik en/of ribben en/of handen, in elk geval tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of gezegd dat hij, [slachtoffer] , niet weg mocht, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meerdere kneuzingen in het aangezicht en/of een breuk aan binnenzijde oogkas en/of een breuk in het jukbeen en/of kneuzingen aan de ribben en/of beschadigingen aan de oogspieren en/of oogkassen) heeft bekomen;
subsidiair
[medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] voornoemde [slachtoffer] in een woning (gelegen aan [straat A nr. 1] eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of de rug
en/of buik en/of ribben en/of handen, in elk geval tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of gezegd dat hij, [slachtoffer] , niet weg mocht, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meerdere kneuzingen in het aangezicht en/of een breuk aan binnenzijde oogkas en/of een breuk in het jukbeen en/of kneuzingen aan de ribben en/of beschadigingen aan de oogspieren en/of oogkassen) heeft bekomen bij en/of tot het plegen van welke voornoemde misdrijf/misdrijven zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door voornoemde [slachtoffer] (telefonisch) te vragen naar voornoemde woning te komen en/of (toen voornoemde [slachtoffer] in de woning aanwezig was) de deur van die
woning op slot te doen (waardoor voornoemde [slachtoffer] de woning niet kon verlaten);
feit 2
primair
zij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere kneuzingen in het aangezicht en/of een breuk aan de binnenzijde van de oogkas en/of een breuk in het jukbeen en/of kneuzingen aan de ribben, heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of de rug en/of buik en/of ribben en/of handen te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen en/of door zout in de mond en neus te strooien/stoppen;
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht en/of de rug en/of buik en/of ribben en/of handen te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of door zout in de mond en/of neus te
strooien/stoppen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (meerdere kneuzingen in het aangezicht en/of een breuk aan de binnenzijde van de oogkas en/of een breuk in het jukbeen en/of kneuzingen aan de ribben), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 3
zij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door een deel van zijn haar af te knippen/te snijden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 4
zij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), hem zou(den) vermoorden en/of zijn lichaam zou(den) oplossen in zoutzuur en/of zijn achillespezen zou(den) doorsnijden en/of zijn penis zou(den) verminken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de feiten 3 en 4 en tot bewezenverklaring van hetgeen onder 1 primair en 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte betwist niet dat ze aanwezig was in de woning in de nacht van 23 op 24 april 2016, maar betwist wel in enige vorm te hebben deelgenomen aan de aan haar ten laste gelegde feiten.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bij de politie en ter zitting door aangever afgelegde verklaringen blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende.
Op 23 april 2016 heeft aangever ’s middags telefonisch contact met verdachte. Verdachte vraagt hem om bij haar langs te komen. Op de achtergrond hoort aangever iemand zeggen: ‘laat hem komen.’ Aangever gaat naar het adres toe dat verdachte hem geeft, [straat A nr. 1] . Wanneer hij daar binnen komt, wordt hij direct door twee mannen geslagen en geschopt. Verdachte deed meteen na zijn binnenkomst de deur dicht en draaide deze op slot, zodat hij niet meer weg kon. De mannen gaan gedurende langere tijd door met aangever slaan en vragen verdachte, die in een andere ruimte van de woning verblijft, bij herhaling of zij aangever kent. Verdachte ontkent dit, waarop de mannen aangever weer mishandelen. In totaal is verdachte twee of drie keer in de kamer geweest waar aangever wordt mishandeld, maar zij heeft hem niet mishandeld, althans dat weet hij niet zeker. Aangever mag al die tijd van de mannen de woning niet verlaten, maar uiteindelijk laten de mannen hem gaan. Het hele incident duurt van omstreeks 14.00 uur ’s middags tot 4.00 uur de volgende dag, 24 april 2016.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat, als al van een wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden gesproken, niet kan worden bewezen dat verdachte daarin een aandeel heeft gehad dat als het medeplegen daarvan, dan wel de medeplichtigheid daaraan, kan worden gekwalificeerd. Uit het telefonische contact dat zij met aangever voorafgaand aan zijn komst heeft gehad blijkt nog niet dat sprake was van een vooropgezet plan tot vrijheidsberoving. Dat verdachte de deur voor aangever dicht heeft gehouden op het moment dat hij de woning wilde verlaten is verder onvoldoende gebleken. Ook al zou verdachte de deur achter hem hebben gesloten, kan daaruit nog niet worden afgeleid dat zij hem daarmee wilde beletten te vertrekken, aldus steeds de raadsvrouw.
Dit verweer treft doel. Uit de verklaringen die aangever heeft afgelegd kan worden afgeleid dat de rol van verdachte met name was gelegen in het uitnodigen van aangever om langs te komen en in het dichtdoen/dichthouden van de deur (ervan uitgaande dat verdachte dat inderdaad heeft gedaan) meteen na binnenkomst. Het is echter niet gebleken dat verdachte op één van die twee momenten wist wat er daarna met aangever zou gaan gebeuren. Er is geen aanwijzing voorhanden waaruit blijkt dat verdachte wist of kon vermoeden dat haar uitnodiging om langs te komen er toe diende om aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. Of verdachte de deur na binnenkomst van aangever heeft gesloten en gesloten heeft gehouden terwijl hij wegwilde kan in het midden blijven. Al zou verdachte dit hebben gedaan, volgt hieruit nog niet dat zij dit heeft gedaan met het idee om aangever van zijn vrijheid te beroven. Het enkele dichthouden van de deur op het moment waarop aangever de woning wil verlaten levert nog geen wederrechtelijke vrijheidsberoving op. De aan verdachte verweten feitelijke handelingen zijn dan ook onvoldoende om tot het oordeel te kunnen komen dat verdachte dit feit mede heeft gepleegd, dan wel dat zij hieraan medeplichtig is geweest.
Verdachte is verder volgens de verklaringen van aangever een paar keer bij de mishandeling van aangever aanwezig geweest. Aan verdachte kan worden tegengeworpen dat zij niet heeft ingegrepen toen aangever door anderen werd mishandeld. Ook heeft zij zich hier niet van gedistantieerd. Het nalaten in te grijpen of zich te distantiëren is, hoe kwalijk ook, echter onvoldoende om van medeplegen van of medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving te kunnen spreken.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte van feit 1, zowel primair als subsidiair, zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat uit de inhoud van het dossier niet blijkt dat verdachte zelf geweld jegens aangever heeft gebruikt. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de bijdrage die verdachte aan het op aangever toegepaste geweld heeft geleverd van dusdanig gewicht is dat van medeplegen kan worden gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Het kan verdachte weliswaar worden verweten dat zij geen hulp voor aangever heeft gezocht, nadat zij een aantal keer in de ruimte aanwezig was geweest waar aangever werd mishandeld, maar dit levert nog geen bijdrage op van dusdanig gewicht dat van medeplegen kan worden gesproken. Verdachte zal dan ook van feit 2 primair worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair overweegt de rechtbank dat geen medeplegen ten laste is gelegd en dat verdachte, nu zij zelf geen geweld jegens aangever heeft gebruikt, ook ten aanzien hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen onder 3 en 4 aan verdachte ten laste is gelegd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de verklaringen die aangever hieromtrent heeft afgelegd geen steun vinden in enig ander bewijsmiddel. Gelet op het bepaalde in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is dus niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan. Zij zal hiervan worden vrijgesproken.

5.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert € 5.250,00 aan materiële schadevergoeding en
€ 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook verzoekt de benadeelde partij dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. Daarnaast vordert de benadeelde partij schadevergoeding in de vorm van een contactverbod.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet zal worden toegepast.

6.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

13/701102-16
Bij de stukken bevindt zich de op 28 april 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/701102-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
25 januari 2016 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 32 uren subsidiair 16 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
13/702361-15
Bij de stukken bevindt zich de op 28 april 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/702361-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 9 juli 2015 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 18 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
13/701161-16
Bij de stukken bevindt zich de op 28 april 2016 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/701161-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
5 februari 2016 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot één week niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De rechtbank zal de voornoemde vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen afwijzen, omdat verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen haar is ten laste gelegd, zoals uit de verdere inhoud van dit vonnis blijkt.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer] , niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 13/701102-16, 13/702361-15 en 13/701161-16.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.P. Pompe, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2017.