ECLI:NL:RBAMS:2017:1908
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Honig
- Rechtspraak.nl
Tussenbeslissing op verzoek om getuigen op te roepen in strafzaak
Op 17 maart 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenbeslissing genomen op verzoek van de verdediging om vijftien getuigen op te roepen in het kader van een strafzaak. De verdediging had op 15 februari 2017 een formeel verzoek ingediend op basis van artikel 263 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om getuigen te horen tijdens de inhoudelijke zitting. De rechtbank benadrukte dat in dergelijke zaken gebruikelijk is dat er voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling contact is over eventuele onderzoekswensen, bijvoorbeeld tijdens een regiebijeenkomst. In deze zaak had de raadsvrouw, ondanks eerdere toezeggingen, tussen maart en juni 2016 geen onderzoekswensen doorgegeven en had zij ingestemd met de planning van de inhoudelijke behandeling op 17 maart 2017. Hierdoor werden de een maand voor de zitting ingediende getuigenverzoeken niet meer aan het verdedigingsbelang getoetst.
De rechtbank oordeelde dat het horen van de verzochte getuigen niet noodzakelijk was voor de volledigheid van het onderzoek. De verdediging had eerder aangegeven onderzoekswensen te hebben, maar had deze niet tijdig kenbaar gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het moment om onderzoekswensen in te dienen inmiddels was verstreken en dat het noodzakelijkheidscriterium van toepassing was. Gezien de omstandigheden en de tijdlijn van de communicatie tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, werd het verzoek tot het horen van getuigen afgewezen. De rechtbank benadrukte het belang van tijdige communicatie en regie in strafzaken, vooral wanneer meerdere onderzoekswensen spelen.