Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] .
1.Het onderzoek ter terechtzitting
van 9 maart 2017.
mr. M. al Mansouri en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.K. Hansen Löve naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgegrepen en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] hard op het oog/gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
- die [slachtoffer] op/tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of geslagen;
3.Voorvragen
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4.Waardering van het bewijs
Bij [medeverdachte 1] worden diverse coupures briefgeld aangetroffen.
Verdachte had in zijn jaszak onder meer een aantal bolletjes en een wikkel die na laboratoriumonderzoek cocaïne bleken te bevatten.
Het bezit van verdovende middelen heeft verdachte toegegeven.
De aangifte van [slachtoffer] sluit naadloos aan op de waarnemingen van de verbalisant en bovendien wordt er bij de broer van verdachte geld aangetroffen in precies die coupures die aangever als gestolen opgeeft.
Het bezit van de verdovende middelen wordt door verdachte erkend. De officier van justitie ziet in de hoeveelheid bolletjes (20) een dealerindicatie.
hij ziet een vechtpartij en probeert de mensen uit elkaar te halen– sluit opzet op een diefstal uit. Het is een alternatief scenario dat heel goed kan kloppen en dat zijn aanwezigheid op dat moment en op die plaats verklaart. Verdachte moet worden vrijgesproken van de straatroof.
Niet vergeten moet worden dat verbalisant [verbalisant 1] met een ander onderzoek bezig was en zijn aandacht gericht was op het achtervolgen van vermeende (nep)drugsverkopers. Hij werd verrast door de plotselinge schermutseling die plaatsvond in het donker en in een labyrint van steegjes. De situatie was chaotisch. Aangever heeft geen signalementen kunnen geven.
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op de één getuige geen getuigeregeling van artikel 342, tweede lid Wetboek van Strafvordering (Sv) en betoogd dat de uitzondering zoals bedoeld in artikel 344, tweede lid Sv in dit geval niet opgaat omdat deze alleen zou gelden voor eenvoudige zaken zoals overtredingen en niet voor een ernstig misdrijf als het ten laste gelegde feit. De conclusie is dan ook dat het bewijsminimum niet wordt gehaald en dat verdachte ook om die reden moet worden vrijgesproken van de deelname aan de straatroof.
5.Bewezenverklaring
25 september 2016 te Amsterdam op de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, Samsung S6, en een geldbedrag van 100 euro en 200 Britse pond, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat verdachte en zijn mededaders
- die [slachtoffer] hard op het oog hebben gestompt en
- die [slachtoffer] tegen het lichaam hebben geschopt;
6.De strafbaarheid van de feiten
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte]daarvoor strafbaar.
tien maandenen beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
mrs. A.J. Dondorp en J. Edgar, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,