In deze zaak heeft de kantonrechter te Amsterdam op 2 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een tandprotheticus, en de stichting Woningstichting Rochdale over de toepasselijkheid van het huurregime van artikel 7:290 BW op de huurovereenkomst van [verzoeker]. [Verzoeker] huurt sinds 22 augustus 2013 een bedrijfsruimte van Rochdale, waar hij zijn tandprothetische praktijk uitoefent. Rochdale heeft de huurovereenkomst opgezegd, waarna [verzoeker] verzocht om te verklaren dat de huurovereenkomst onder het beschermende regime van artikel 7:290 BW valt, wat huurbescherming biedt. Rochdale voerde aan dat het een artikel 7:230a BW-bedrijfsruimte betreft, wat minder bescherming biedt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] voor 90% van zijn tijd ambachtelijke werkzaamheden verricht, namelijk het vervaardigen en repareren van gebitsprothesen, en dat de huurovereenkomst daarom als een artikel 7:290 BW-bedrijfsruimte moet worden gekwalificeerd. De rechter oordeelde dat de praktijk van [verzoeker] voldoet aan de eisen voor een voor het publiek toegankelijk lokaal, wat ook een vereiste is voor de toepassing van artikel 7:290 BW. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] toegewezen en het tegenverzoek van Rochdale afgewezen, waarbij Rochdale werd veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker].