ECLI:NL:RBAMS:2017:2086
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een man wiens woning door de burgemeester van Amsterdam was gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was bevolen na de ontdekking van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne in de woning, evenals een vuurwapen. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, betwistte de aangetroffen situatie niet, maar voerde aan dat hij geen controle meer had over zijn meerderjarige zoons die betrokken waren bij de drugshandel. Hij stelde dat de sluiting van de woning een ongeoorloofde inmenging in zijn privéleven was en vroeg om een voorlopige voorziening om in de woning te kunnen blijven wonen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op basis van de aangetroffen drugs en het vuurwapen de bevoegdheid had om de woning te sluiten. De rechter vond het redelijk dat de burgemeester zonder voorafgaande waarschuwing tot sluiting was overgegaan, gezien de ernst van de situatie, vooral met minderjarige kinderen in de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de kinderen niet geschaad werden door de sluiting, aangezien de moeder en kinderen tijdelijk in Turkije verbleven en er geen aanwijzingen waren dat zij snel zouden terugkeren.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, met de conclusie dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was op basis van de wet en de omstandigheden van de zaak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht.