ECLI:NL:RBAMS:2017:2498

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
13/659184-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mishandelingszaak na beoordeling camerabeelden en bewijsvoering

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en ingeschreven op een adres in Amsterdam, heeft de rechtbank Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van twee personen tijdens een uitgaansavond op 11 augustus 2013. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. Tijdens de zitting op 4 april 2017 heeft de officier van justitie, mr. N.M. Smits, vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Gaalen, heeft eveneens vrijspraak bepleit en betwist dat de verdachte geweldshandelingen heeft verricht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de camerabeelden niet aantonen dat de verdachte opzettelijk geweld heeft gebruikt tegen slachtoffer 1. De bewegingen die de verdachte maakte, leken eerder bedoeld om het gevecht te beëindigen. Wat betreft slachtoffer 2 kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte de geweldshandelingen had gepleegd, aangezien er onvoldoende bewijs was dat hij de dader was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als degene die de geweldshandelingen heeft verricht, en heeft hem daarom vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

De benadeelde partijen, slachtoffer 1 en slachtoffer 2, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, onder leiding van voorzitter mr. A.C. Enkelaar, en de rechters mrs. M. van Mourik en G.D. Kleijne.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/659184-14
Datum uitspraak: 18 april 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.M. Smits, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 11 augustus 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een of meermalen (met kracht) heeft/hebben geduwd tegen en/of getrokken aan het hoofd en/of lichaam en/of kleding van die [slachtoffer 1] en/of (met de vuisten) in/op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met (geschoeide) voet(en) in/op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt (zulks terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. 45 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 augustus 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] , meermalen, althans éénmaal, (met kracht) heeft/hebben geduwd tegen en/of getrokken aan het hoofd en/of lichaam en/of kleding van die [slachtoffer 1] en/of (met de vuisten) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met (geschoeide) voet(en) heeft/hebben geschopt en/of getrapt in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] (zulks terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag), waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 11 augustus 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] , van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een of meermalen (met kracht) met (geschoeide) voet(en) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschopt en/of getrapt
(zulks terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo. 45 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 augustus 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een of meermalen (met kracht) heeft/hebben geduwd tegen en/of getrokken aan het hoofd en/of lichaam en/of kleding van die [slachtoffer 2] en/of (met de vuisten) in/op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met (geschoeide) voet(en) in/op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschopt en/of getrapt (zulks terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. 45 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 augustus 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2] , meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (met de vuisten) heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met (geschoeide) voet(en) heeft/hebben geschopt en/of getrapt in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] (zulks terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag), waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(artikel 300 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Daarnaast heeft zij gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] , de letselverklaring en de camerabeelden. Tevens acht zij het feit onder 2 primair bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] , de letselverklaring, het proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2013 en het aanvullend proces-verbaal van 16 augustus 2013.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken en voert het volgende aan. Ten aanzien van het onder 1 ten laste volgt uit de camerabeelden die ter terechtzitting zijn bekeken niet dat verdachte opzettelijk geweldshandelingen tegenover [slachtoffer 1] heeft verricht. De enkele aanwezigheid van verdachte rond het incident is bovendien onvoldoende om hem als medepleger aan te merken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is het proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2013 gebaseerd op speculatie. Het aandeel van verdachte in het incident kan dan ook niet op dit proces-verbaal worden gebaseerd. De herkenning van verdachte in het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2013 is enkel gebaseerd op het witte T-shirt dat verdachte droeg en mag daarom niet meewerken voor het bewijs. Subsidiair wordt aangevoerd dat onvoldoende vaststaat dat verdachte geweldshandelingen met voldoende substantie heeft verricht.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.1
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de verdediging – het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Op de camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat er een incident ontstaat tussen [slachtoffer 1] en een groep mannen, waarvan ook verdachte deel uitmaakt. De groep loopt gezamenlijk en als één geheel op agressieve wijze richting [slachtoffer 1] , omsingelt hem en sluit hem op die manier in, waardoor [slachtoffer 1] geen andere kant uit kan. In de vechtpartij die hierna ontstond, is [slachtoffer 1] naar de grond gewerkt. Verdachte heeft zich op enig moment daarna in de chaotische situatie gemengd. De rechtbank heeft echter op de camerabeelden waargenomen dat verdachte zich daarbij breed maakt en tussen de anderen en [slachtoffer 1] gaat staan. Daarbij maakt verdachte zwaaiende bewegingen met zijn armen. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze zwaaiende bewegingen niet zijn bedoeld om anderen pijn en letsel toe te brengen. Kennelijk heeft verdachte hiermee bedoeld om het gevecht tot een einde te brengen. Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank op de camerabeelden dat verdachte vervolgens ook duidelijk enige slaande bewegingen maakt. De rechtbank heeft echter niet kunnen waarnemen dat deze slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] zijn gemaakt. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte geweldshandelingen tegenover [slachtoffer 1] heeft verricht, spreekt de rechtbank hem vrij van het onder 1 ten laste gelegde.
4.2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de verdediging – het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2013, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , volgt dat NN1, NN2 en NN3 gezamenlijk het slachtoffer [slachtoffer 2] meermalen met veel kracht met hun wreef en met de punt van hun schoen hebben getrapt en geschopt tegen het hoofd en het gezicht, terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag. Daarnaast hebben zij ook met gebalde vuisten en met kracht op het gezicht en lichaam van [slachtoffer 2] gestompt. Volgens het signalement dat uit dit proces-verbaal volgt, zijn NN2 en NN3 beiden gekleed in een wit T-shirt. In het aanvullend proces-verbaal van 16 augustus 2013 wordt gerelateerd dat NN2, de manspersoon met het witte T-shirt, meermalen heeft geslagen en geschopt op het hoofd van [slachtoffer 2] . Door de officier van justitie wordt aangenomen dat NN2 verdachte is. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat verdachte op de avond van het ten laste gelegde een wit T-shirt droeg en diezelfde avond is aangehouden niet kan leiden tot de conclusie dat hij daarom een van de personen moet zijn geweest die de geweldshandelingen tegenover [slachtoffer 2] heeft gepleegd. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden uitgesloten dat NN3 verdachte is geweest. Het aanvullend proces-verbaal relateert niet dat NN3 enige geweldshandelingen jegens [slachtoffer 2] heeft verricht. Nu niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de geweldshandelingen tegenover [slachtoffer 2] heeft verricht, spreekt de rechtbank hem vrij van het onder 2 ten laste gelegde.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd.
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2017.
De jongste rechter is niet in staat dit vonnis te ondertekenen.