ECLI:NL:RBAMS:2017:2951

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
HA RK 17/104
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van wrakingsverzoek na uitspraak door de rechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. F.G. van Arem, rechter in team familie en jeugd. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verzoekster, die eerder betrokken was bij een procedure waarin een voorlopige machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis was aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek is ingediend na een definitieve uitspraak in de zaak van de verzoekster, namelijk op 24 maart 2017. Volgens artikel 36 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen een rechter die een zaak in behandeling heeft. Aangezien de rechter in kwestie geen zaak meer in behandeling had na de uitspraak, was het verzoek niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling, omdat het verzoek niet aan de vereisten voldeed. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op bij brief van 24 maart 2017 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/626599/ HA RK 17/104 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. F.G. van Arem, rechter in team familie en jeugd te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 Het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlage d.d. 24 maart 2017;
 De beslissing van de rechtbank van 24 maart 2017, bij de rechtbank ingekomen op 27 maart 2017, in de procedure met zaaknummer 624010 / FA RK 17.1032.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
De officier van justitie heeft op 17 februari 2017 bij de rechtbank een verzoek ingediend tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot opneming en het doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis van verzoekster. Op 22 maart 2017 heeft een behandeling plaatsgevonden van het verzoek ten overstaan van de rechter waarbij onder meer verzoekster is gehoord. Bij beslissing van 24 maart 2017 is het verzoek afgewezen.
2.2
In artikel 36 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3
Uit voornoemd artikel 36 Rv blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat de rechter in de zaak definitief heeft beslist. De rechter heeft dan immers geen zaak van de verzoekster meer in behandeling.
2.4
Het verzoek tot wraking is gedaan bij brief van 24 maart 2017. Die brief is per fax naar de rechtbank verzonden op 26 maart 2017 om 08:40. Het verzoek is aldus gedaan nadat op 24 maart 2017 uitspraak is gedaan. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is overwogen, kan verzoekster derhalve niet in het door haar ingediende verzoek worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 39 lid 2 Rv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien het na de uitspraak is gedaan.
2.5
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.