In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurster, aangeduid als [eiseres], en de woningcorporatie Stadgenoot. De huurster verzocht om toestemming voor woningruil met haar broer, die in een sociale huurwoning woont. De huurster stelde dat haar huidige woning niet meer passend was na haar scheiding, die meer dan 13 jaar geleden had plaatsgevonden, en dat het onderhoud van de woning te veel van haar vroeg. De woningcorporatie weigerde het verzoek, omdat de woning van de broer niet voldeed aan de bezettingsnormen en de huurprijs te hoog zou zijn voor zijn inkomen. De kantonrechter oordeelde dat de lange tijd sinds de scheiding geen zwaarwegend belang meer vormde voor de gewenste woningruil. Ook werd niet aangetoond dat het onderhoud van de woning ineens te veel zou zijn geworden. De vordering van de huurster werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.