ECLI:NL:RBAMS:2017:3131

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
5593980 CV 16-36444
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot woningruil door huurster met woningcorporatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurster, aangeduid als [eiseres], en de woningcorporatie Stadgenoot. De huurster verzocht om toestemming voor woningruil met haar broer, die in een sociale huurwoning woont. De huurster stelde dat haar huidige woning niet meer passend was na haar scheiding, die meer dan 13 jaar geleden had plaatsgevonden, en dat het onderhoud van de woning te veel van haar vroeg. De woningcorporatie weigerde het verzoek, omdat de woning van de broer niet voldeed aan de bezettingsnormen en de huurprijs te hoog zou zijn voor zijn inkomen. De kantonrechter oordeelde dat de lange tijd sinds de scheiding geen zwaarwegend belang meer vormde voor de gewenste woningruil. Ook werd niet aangetoond dat het onderhoud van de woning ineens te veel zou zijn geworden. De vordering van de huurster werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer: 5593980 CV 16-36444
Vonnis van: 11 mei 2017

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
gemachtigde: mr. O. Arslan
t e g e n

de stichting Stichting Stadgenoot

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
gemachtigde: Van der HoedenǀMulder.
Partijen worden hierna [eiseres] en Stadgenoot genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 9 december 2016, met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- instructievonnis van 2 februari 2017;
- comparitie van partijen van 13 april 2017;
- dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiseres] huurde samen met haar toenmalige partner en hun zoon van de rechtsvoorganger van Stadgenoot (Patrimonium) een woning op het adres [adres] te Amsterdam.
1.2.
Bij brief van 29 juli 2002 heeft Patrimonium aan [eiseres] laten weten dat zij in verband met stadsvernieuwing de woning uiterlijk 1 oktober 2003 ter beschikking diende te stellen en dat zij als voorrangskandidaat recht heeft op uitplaatsing naar een andere woning met voorrang en een verhuiskostenvergoeding.
1.3.
[eiseres] heeft met gebruikmaking van de haar verleende voorrang van Stadgenoot de woning op het adres [adres] te Amsterdam (verder: de woning) gehuurd. Het betreft een vierkamerwoning met een woonoppervlak van 74m2 en een tuin.
1.4.
[eiseres] heeft zich op 18 juli 2003 op het adres van het gehuurde laten inschrijven samen met haar toenmalige partner en hun zoon. De partner en de zoon(s) zijn naderhand uit het gehuurde vertrokken naar België. De woning wordt thans bewoond door [eiseres] en haar dochter.
1.5.
De huidige huurprijs van de woning bedraagt € 453,79. Op de huurprijs is een korting van kracht in verband met de positie van voorrangskandidaat.
1.6.
Door middel van een op 4 november 2016 bij Stadgenoot ingekomen aanvraagformulier heeft [eiseres] een verzoek gedaan om de woning te mogen ruilen met die van haar broer, [naam 1] . Diens gezin bestaat uit drie personen met een gezamenlijk jaar inkomen van € 21.039,-.
1.7.
Bij brief van 9 november 2016 heeft Stadgenoot aan [eiseres] bericht dat haar aanvraag niet in behandeling werd genomen, omdat de woning niet passend is voor het huishouden van de ruilpartner (broer). Een woning groter dan 70m2 moet volgens de bezettingsnorm worden toegewezen aan grote gezinnen (3 of meer minderjarige kinderen). Bovendien kan aan de ruilpartner bij indeplaatsstelling niet de huurkorting worden toegekend die immers aan [eiseres] persoonlijk is toegekend. Bij een nieuw contract zal de huur te hoog worden voor het inkomen van de ruilpartner.

Vordering

2. [eiseres] vordert haar te machtigen om [naam 1] en zijn gezin in haar plaats te stellen als huurder conform artikel 7:270 BW, met veroordeling van Stadgenoot in de kosten van het geding. Zij stelt daartoe dat zij met haar dochter wenst te verhuizen naar de kleinere drie kamer woning van haar broer, omdat de woning met tuin voor haar te groot is om te onderhouden. Bovendien wordt zij er dagelijks aan herinnerd dat zij met haar ex-partner in de woning heeft gewoond. Haar gemoedstoestand wordt daardoor verstoord met als gevolg dat zij zich niet kan focussen op de toekomst samen met haar tweejarige dochter. [eiseres] wil wel graag in dezelfde buurt (Osdorp) blijven wonen, in de nabijheid van haar broer die haar organisatorisch en mentaal ondersteunt. Een en ander vormt een zwaarwichtig belang bij de gewenste woningruil. De argumenten van Stadgenoot in de brief van 9 november 2016 acht [eiseres] ongeldig. Toen de woning aan haar en haar partner werd toegekend, vormden zij ook geen groot gezin en wat de huurkorting betreft, is het zo dat de ruilpartner volledig treedt in de rechten en plichten van [eiseres] . De broer van [eiseres] betaalt nu na aftrek van huurtoeslag € 460,- huur per maand. Bovendien lijdt de broer aan de ziekte van Crohn en wil hij daarom graag over een extra kamer beschikken. En er is gezinsuitbreiding op komst.

Verweer

3. Stadgenoot wijst erop dat de woning van de broer 61m2 meet en qua onderhoud niet veel minder werk oplevert, ook al omdat de huidige woning van [eiseres] nieuwbouw uit 2003 betreft en de woning van de broer ouder is. [eiseres] en haar ex-partner zijn al sinds 2003 feitelijk uit elkaar, na slechts twee maanden in de woning te hebben samengewoond. [eiseres] woont dus al ruim 13 jaar zonder haar ex-partner in de woning. Zonder de korting zou de huurprijs € 710,- bedragen en dat kan de broer gezien zijn inkomen ondanks huurtoeslag niet betalen. Het zou in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid om aan de broer de voor [eiseres] geldende huurkorting toe te kennen. Haar broer is geen stadsvernieuwingskandidaat. Ook qua gezinssamenstelling komt de broer volgens het geldende toewijzingsbeleid niet in aanmerking. Bovendien gaat het hier niet om zijn belang, maar om het belang van [eiseres] , dat naar het oordeel van Stadgenoot niet als zwaarwegend kan worden aangemerkt.

Beoordeling

4. De kantonrechter volgt Stadgenoot in haar standpunt. De scheiding tussen [eiseres] en haar ex-partner heeft zich al zo lang geleden afgespeeld - naar Stadgenoot onweersproken heeft gesteld ruim 13 jaar - dat daarin nu geen zwaarwichtig belang meer kan zijn gelegen voor de gewenste woningruil. De samenwoning van [eiseres] en haar ex-partner in het gehuurde heeft ook maar heel kort geduurd. Dat [eiseres] nog steeds nadeel zou ondervinden van de confrontatie met de woning vanwege de scheiding acht de kantonrechter dan ook niet aannemelijk en is ook met niets onderbouwd. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan het onderhoud van de woning na ruim 13 jaar bewoning ineens teveel zou zijn geworden, zijn niet gesteld of gebleken. Hoewel begrijpelijk is dat [eiseres] haar broer, die haar met raad en daad heeft bijgestaan, aan een grotere woning wil helpen, komt hij daarvoor naar de geldende toewijzingsregels niet in aanmerking. Van Stadgenoot kan niet worden verlangd daarvan af te wijken. Ook het standpunt van Stadgenoot ten aanzien van de huurkorting komt de kantonrechter juist voor. Die is [eiseres] op persoonlijke titel toegekend en is niet overdraagbaar.
5. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
6. Bij deze uitslag wordt [eiseres] met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stadgenoot begroot op € 300,- aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met
€ 68,00 aan kosten voor betekening, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.