ECLI:NL:RBAMS:2017:3259

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
C/13/627684 FT RK 17.915 en C/13/627685 FT RK 17.916
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een breed moratorium voor natuurlijke personen in het kader van de gemeentelijke schuldhulpverlening

Op 8 mei 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek van de gemeente Amsterdam tot het instellen van een afkoelingsperiode voor een echtpaar, hierna gezamenlijk aangeduid als [partijen gezamenlijk]. Dit verzoek was ingediend op 24 april 2017, met als doel de financiële situatie van het echtpaar te stabiliseren in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Tijdens de zitting op 3 mei 2017 zijn [partijen gezamenlijk] verschenen, bijgestaan door hun advocaat, terwijl de gemeente Amsterdam niet ter zitting aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat essentiële documenten ontbraken, zoals een overzicht van de in het beslagregister ingeschreven beslagen en een plan van aanpak voor de schuldhulpverlening. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Amsterdam niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat de noodzakelijkheid van het breed moratorium niet voldoende was aangetoond. Bovendien was er sprake van samenloop met een eerder verzoek tot schuldsanering, wat ook een reden was voor afwijzing. De rechtbank benadrukte dat het breed moratorium een zwaar middel is dat alleen kan worden toegewezen als andere mogelijkheden niet toereikend zijn. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er staat hoger beroep open voor de verzoeker en belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaak-/rekestnummers: C/13/627684 FT RK 17.915 en C/13/627685 FT RK 17.916
datum beschikking: 8 mei 2017
Beschikking in de zaak van
[partij 1] ,
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
en
[partij 2] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
beiden voorheen wonende te [adres] ,
- hierna gezamenlijk te noemen: [partijen gezamenlijk] en onderscheidenlijk [partij 1] en [partij 2] .

1.De procedure

1.1.
Ter griffie van de rechtbank is op 24 april 2017 ingekomen een door de gemeente Amsterdam ingediend verzoek tot het instellen van een afkoelingsperiode ten behoeve van [partijen gezamenlijk] , als bedoeld in artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening juncto artikel 2 van het Besluit breed moratorium (hierna: het Besluit en/of breed moratorium).
1.2.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 3 mei 2017. [partijen gezamenlijk] zijn verschenen in persoon, bijgestaan door mr. D.G. Peters, advocaat te Amsterdam. De gemeente Amsterdam is, hoewel op de hoogte van de behandeling ter zitting, niet verschenen. De heren [naam 1] en [naam 2] , schuldhulpverleners werkzaam bij Zuidweg Schuldhulp, hebben het verzoek toegelicht.
1.3.
Namens de schuldeiser EMF Finance (hierna te noemen: EMF), die als belanghebbende is opgeroepen voor de mondelinge behandeling, is verschenen de heer [naam 3] , werkzaam bij gerechtsdeurwaarderskantoor Armaere (hierna: Armaere). De schuldeiser Cohabitat C.V. is als belanghebbende opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzoek, maar is niet ter zitting verschenen. Haar gemachtigde heeft bij faxbrief van 25 april 2017 te kennen gegeven dat het instellen van een afkoelingsperiode ter voorkoming van de ontruiming geen toegevoegde waarde meer zal hebben, nu [partijen gezamenlijk] op 25 april 2017 uit hun woning zijn ontruimd. Gerechtsdeurwaarderskantoor Cohen de Lara, die optreedt namens schuldeiser Geldmobile, is, hoewel genoemd in het verzoekschrift, ten onrechte niet opgeroepen als belanghebbende. De rechtbank heeft echter, gezien de hierna te nemen beslissing, geen aanleiding gezien om de mondelinge behandeling aan te houden teneinde hen alsnog op te roepen.
1.4.
Tot slot is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[partijen gezamenlijk] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Zij hebben samen drie kinderen, waarvan twee meerderjarig. Zij ontvangen maandelijks inkomsten uit een WIA-uitkering van [partij 2] en een woonkostentoeslag van de gemeente, toegekend tot oktober 2017. De door [partij 1] ontvangen uitkering wordt in mindering gebracht op de WIA uitkering van [partij 2] . Tevens bevindt zich in het dossier een verklaring, gedateerd 24 april 2017, waarin de meerderjarige kinderen van [partijen gezamenlijk] toezeggen een bijdrage in de woonlasten van € 800,- per maand te zullen leveren indien de woonkostentoeslag wordt stopgezet. De schuldenlast bedraagt € 28.500,-- preferent en € 150.061,20 concurrent, verdeeld over 60 schuldeisers.
2.2.
[partijen gezamenlijk] hebben zich gewend tot Zuidweg Schuldhulp voor hulp bij het oplossen van hun schulden. Zij zijn op 17 juni 2016 toegelaten tot de schuldhulpverlening.
2.3.
Armaere heeft namens EMF in december 2016 beslag gelegd op het inkomen van [partijen gezamenlijk]
2.4.
[partijen gezamenlijk] hebben op 24 maart 2017 tegelijk met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het geven van een of meer voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Gerechtsdeurwaarder [naam 4] had namens Cohabitat C.V. (verhuurder) de ontruiming van de woning aangezegd. Bij beschikking van 24 maart 2017 heeft de rechtbank, ter bevriezing van de situatie, de aangezegde ontruiming, die op 28 maart 2017 zou plaatsvinden, verboden totdat op het verzoekschrift ex artikel 287b lid 1 Fw is beslist, onder de voorwaarde dat de lopende verplichtingen worden nagekomen.
2.5.
Op 24 april 2017 heeft de gemeente het verzoek als bedoeld onder 1.1. bij de rechtbank ingediend, onder intrekking van het verzoek genoemd onder r.o. 2.4. Enige tijd na indiening van het verzoek tot het instellen van een afkoelingsperiode (breed moratorium) heeft Zuidweg Schuldhulp namens [partijen gezamenlijk] het op 24 maart 2017 ingediende verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling telefonisch ingetrokken.

3.3. Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat ten behoeve van [partijen gezamenlijk] een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 2 van het Besluit breed moratorium wordt uitgesproken. Volgens de toelichting bij het verzoek zijn [partijen gezamenlijk] toegelaten tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. De financiële situatie van [partijen gezamenlijk] is thans nog niet stabiel doordat meerdere schuldeisers executiemaatregelen hebben getroffen, dan wel hebben aangekondigd. De heer [naam 1] heeft de noodzaak van de afkoelingsperiode ten behoeve van een succesvol schuldhulpverleningstraject toegelicht en daartoe het volgende aangevoerd.
3.2.
De aanleiding tot indiening van het verzoek breed moratorium is allereerst gelegen in een poging de aangezegde woningontruiming van 25 april 2017 te voorkomen, hetgeen naar nu blijkt niet is gelukt aangezien de woning op 25 april 2017 door de verhuurder is ontruimd. Die ontruiming was (wederom) aangezegd omdat [partijen gezamenlijk] de verschuldigde huurpenningen van april 2017 niet hebben voldaan, zoals was bepaald in de dagbepaling behandeling moratorium ex art. 287b lid 1 Fw. De reden daarvan is gelegen in het feit dat [partijen gezamenlijk] niet over hun volledige inkomen kunnen beschikken vanwege gelegd loonbeslag, waarbij de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet juist heeft vastgesteld.
Voorts wordt met dit verzoek beoogd om het door Armaere gelegde beslag op de uitkering van [partij 2] op te heffen dan wel te zorgen dat de hoogte van het beslag wordt aangepast, daarbij rekening houdend met een correcte toepassing van de voor [partijen gezamenlijk] geldende beslagvrije voet. Volgens de heer [naam 1] is EMF de enige schuldeiser die beslag op het inkomen van [partijen gezamenlijk] heeft gelegd. Wel is namens Geldmobiel door het gerechtsdeurwaarderskantoor Cohen de Lara beslag gelegd op de roerende goederen van [partijen gezamenlijk] De executieverkoop van die goederen zou plaatsvinden op 26 april 2017, maar deze executieverkoop is uiteindelijk niet doorgegaan.
3.3.
[partijen gezamenlijk] hebben Armaere reeds verzocht om het beslag op te heffen dan wel de hoogte van het beslag aan te passen. Op verzoek van Armaere hebben zij op 3 februari 2017 gegevens aangeleverd voor de berekening van de beslagvrije voet. Omdat niet alle benodigde gegevens door [partijen gezamenlijk] zijn aangeleverd, heeft Armaere aanvullende gegevens bij hen opgevraagd. Deze gegevens zijn uiteindelijk 14 april 2017, op het moment dat de ontruiming van de woning reeds wederom was aangezegd, bij Armaere aangeleverd. Dit heeft tot op heden echter niet geleid tot aanpassing van de hoogte van het beslag.
3.4.
De heer [naam 1] heeft voorts aangevoerd dat [partijen gezamenlijk] , rekening houdend met een juiste toepassing van de voor hen geldende beslagvrije voet, maandelijks over voldoende financiële middelen zouden beschikken om de vaste lasten te kunnen voldoen, hoewel hij daarvan geen berekening heeft gemaakt. Als de woonkostentoeslag door de gemeente wordt stopgezet en de kinderen geen bijdrage in de woonlasten leveren, zouden zij hiertoe niet in staat zijn. Over een overzicht van alle ten aanzien van [partijen gezamenlijk] gelegde beslagen beschikt hij nog niet. Hij heeft telefonisch wel een verzoek daartoe gedaan bij een deurwaarder, maar dit verzoek diende schriftelijk te worden gedaan. Dit is tot op heden nog niet gebeurd. Verder is met betrekking tot de uitvoering van het breed moratorium nog geen plan van aanpak opgesteld. In het kader van het ingediende en inmiddels ingetrokken verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling was echter wel een plan van aanpak opgesteld, maar dit dateert van juni 2016. Ook is er ten behoeve van [partijen gezamenlijk] nog geen machtiging tot beheer van het inkomen of zijn er nadere afspraken met de bewindvoerder gemaakt. Op 24 april 2017 heeft er wel een intakegesprek plaatsgevonden, maar van enige vorm van inkomensbeheer is nog geen sprake.
3.5.
[partij 2] heeft ter zitting als volgt verklaard. Reeds in december 2016 werd zij geconfronteerd met het beslag op haar inkomen In februari 2017 is er (opnieuw) loonbeslag gelegd. In beide gevallen heeft zij Armaere direct om aanpassing van de beslagvrije voet verzocht. Pas zeer recent heeft zij vernomen dat de aangeleverde gegevens voor de berekening van de beslagvrije voet niet volledig bleken te zijn. Zij stelt hier zelf nimmer een brief over te hebben ontvangen. De door Armaere verzochte inzage in de boekhouding van hun voormalige bedrijf, dat per 1 april 2017 is uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel, kan zij niet aanleveren aangezien deze bij de boekhouder ligt en de boekhouder in verband met een openstaande schuld de boekhouding niet wil vrijgeven. Door het loonbeslag zijn [partijen gezamenlijk] financieel niet in staat geweest om de verschuldigde huurpenningen van april 2017 te voldoen, met een ontruiming van de woning tot gevolg. Hoewel hun meerderjarige kinderen nog studeren, zijn zij bereid om in de toekomst indien noodzakelijk bij te dragen in de kosten. De nieuwe onderneming die zij per 1 april 2017 is gestart, is opgezet vanwege het beleid van het UWV. [partij 2] is voor 65% arbeidsongeschikt geacht en zij wordt in staat geacht het overige deel van haar inkomen uit haar eigen onderneming te genereren. Als zij deze onderneming niet had opgezet dan was haar uitkering stopgezet. Uit deze onderneming heeft zij nog geen inkomsten.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
Namens schuldeiser EMF heeft de heer [naam 3] het volgende aangevoerd. Ondanks herhaalde verzoeken hebben [partijen gezamenlijk] verzuimd om alle benodigde gegevens aan te leveren voor de berekening van de beslagvrije voet. De eerste maal is hierom op 3 februari 2017 verzocht, nadat [partijen gezamenlijk] een verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet bij Armaere hadden gedaan. Pas op 14 april 2017 hebben [partijen gezamenlijk] de benodigde gegevens aangeleverd. Echter is toen geconstateerd dat [partij 2] per 1 april 2017 een nieuwe onderneming is gestart. [partijen gezamenlijk] hebben verzuimd hiervan zelf melding te maken. Ook is het onbekend of uit die onderneming inkomsten worden genoten. Zodra [partijen gezamenlijk] alle benodigde informatie met betrekking tot dit bedrijf hebben aangeleverd, is hij, indien nodig, bereid de berekening van de beslagvrije voet te herzien en de hoogte van het beslag aan te passen. Anders dan [partijen gezamenlijk] stellen is niet verzocht om de boekhouding van het voormalige bedrijf van [partijen gezamenlijk] , maar om inzage in de financiële situatie van het nieuw door [partij 2] opgezette bedrijf. Dit is tot op heden nog niet gebeurd. Voorts heeft hij aangevoerd dat namens EMF in december 2016 tevens beslag is gelegd op de zakelijke rekening en de tegoeden van [partijen gezamenlijk] bij hun opdrachtgevers. Met uitzondering van een bedrag van
€ 1.400,= dat via de zakelijke rekening is geïnd, hebben de beslagen geen doel getroffen. Deze zijn inmiddels dan ook opgeheven. Anders dan de heer [naam 1] heeft verklaard, is er wel sprake van een andere beslaglegger op het inkomen. Ook het CJIB heeft beslag gelegd.
[partijen gezamenlijk] dan wel hun schuldhulpverlener hebben nimmer aan hem een verzoek gedaan tot afgifte van een overzicht van de in het beslagregister ingeschreven beslagen. Indien dit zou zijn gebeurd, zou het overzicht direct zijn verstrekt.
4.2.
De schuldeiser Cohabitat C.V. heeft bij faxbrief van 25 april 2017 te kennen gegeven dat [partijen gezamenlijk] de verschuldigde huurpenningen van april 2017 onbetaald hebben gelaten. De ontruiming van de woning is daarom opnieuw aangezegd en uitgevoerd op 25 april 2017. Het instellen van een afkoelingsperiode heeft derhalve geen toegevoegde waarde meer. Cohabitat C.V. heeft geen gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om haar standpunt ter zitting nader toe lichten.

5.Ontvankelijkheid van het verzoek

5.1.
In art. 2 lid 3 van het Besluit wordt een opsomming gegeven van stukken die in ieder geval bij indiening van het verzoek breed moratorium moeten worden overgelegd. Deze stukken zijn noodzakelijk ten einde de rechtbank in staat te stellen een afgewogen beslissing te maken. In het derde lid van dit artikel komen twee wezenlijke aspecten van het breed moratorium tot uitdrukking: ten eerste het vrijwillige en consensuele karakter van een moratorium als instrument van financiële stabiliteit, middels het plan van aanpak en de machtiging van beheer, en het noodzakelijkheidsvereiste. Het moet aannemelijk zijn dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de financiële situatie van de schuldenaar te stabiliseren. Hiermee wordt bedoeld dat alle andere (wettelijke) mogelijkheden al zijn bekeken en dat is gebleken dat alleen een breed moratorium ervoor kan zorgen dat er stabiliteit ontstaat.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen, omdat de navolgende stukken ontbreken. Niet is bijgevoegd een overzicht van de in het beslagregister van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders ingeschreven of anderzijds bekende beslagen, een plan van aanpak waarin de schuldhulpverlener aangeeft welke stappen er gezet zullen worden en wat het verwachte tijdsplan daarvan is alsmede een machtiging van beheer, als bedoeld in artikel 2 lid 3 sub b en d van het Besluit. Als reden voor het ontbreken van deze stukken is door de heer [naam 1] slechts aangevoerd dat hij één poging heeft ondernomen om via een deurwaarder een lijst van bekende beslagen te verkrijgen, maar dat het niet mogelijk bleek dit middels een telefonisch verzoek te doen. Van enige andere poging is, mede gelet op de mededeling namens Armaere dat zij zeer bereid was geweest om deze lijst, indien daarom verzocht, aan te leveren, niet gebleken. Met betrekking tot het ontbreken van een plan van aanpak en een machtiging tot beheer van het inkomen heeft de heer [naam 1] slechts gesteld dat er geen tijd is geweest om dit te regelen. De rechtbank is van oordeel dat deze stukken onmisbaar zijn voor de goede behandeling van het verzoek en dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden afgezien kan worden van de wettelijke eis deze stukken bij het indienen van het verzoekschrift aan te leveren. De lijst met beslagleggers is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of alle beslagleggers in een eerder stadium zijn benaderd om medewerking te geven aan het proces om financiële stabiliteit bij de schuldenaar te bereiken en om tot een duurzame oplossing met al zijn schuldeisers te komen. Het plan van aanpak en de machtiging tot beheer van het inkomen van schuldenaar is noodzakelijk om te bezien of de gewenste financiële stabiliteit haalbaar is en hoe dit zal worden bereikt. De door de heer [naam 1] aangegeven reden voor het ontbreken van deze stukken kan niet als zo’n bijzondere omstandigheid worden beschouwd. De gemeente Amsterdam kan daarom niet in haar verzoek worden ontvangen.
5.3.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat indien de gemeente wel in haar verzoek zou zijn ontvangen, het verzoek vanwege de navolgende redenen niet voor toewijzing in aanmerking zou komen.
5.4.
Na indiening van het onderhavige verzoek is gebleken dat [partijen gezamenlijk] op 24 maart 2017 bij de rechtbank een verzoek hebben ingediend om de toepassing van de schuldsanering natuurlijke personen, bedoeld in titel III Fw, voor hen uit te spreken. Pas na het indienen van het verzoek breed moratorium is overgegaan tot het intrekken van dit verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Derhalve was er ten tijde van de indiening van het verzoek breed moratorium sprake van samenloop als bedoeld in art. 3 lid 2 sub b van het Besluit. Gelet hierop dient het verzoek in een dergelijk geval te worden afgewezen.
5.5.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de noodzaak tot toepassing van het middel ten behoeve van de schuldhulpverlening onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De rechtbank stelt voorop dat een zwaar middel als de verzochte afkoelingsperiode – die de schuldeisers immers volledig afhoudt van hun bevoegdheid tot verhaal – niet lichtvaardig kan worden toegewezen. Het breed moratorium is een
ultimum remedium. Een instrument dat slechts bedoeld is voor situaties waarin de andere beschikbare instrumenten geen of onvoldoende soelaas bieden en schuldeisers, ondanks dat zij bekend zijn met schuldhulpverlening van betrokkene, er voor kiezen om (verdere) incassomaatregelen te treffen. Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is van die noodzaak onvoldoende gebleken. Voor zover wordt gesteld dat het enkele doel van het verzoek breed moratorium was om de ontruiming van de woning te voorkomen, kan dit niet tot toewijzing van het verzoek leiden. Hiervoor is het breed moratorium, gelet ook om de toelichting bij het Besluit, niet bedoeld. In zoverre wordt oneigenlijk gebruik gemaakt van dit middel.
Voor zover wel bedoeld was om met het verzoek breed moratorium financiële stabiliteit te bereiken die door de opeenstapeling van gelegde beslagen nu niet mogelijk is, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat door schuldenaren alles is ondernomen om met de schuldeisers tot een oplossing te komen voor de problemen. Met betrekking tot het gelegde loonbeslag heeft de schuldhulpverlener niet duidelijk aangegeven wat er is ondernomen om tot aanpassing van de beslagvrije voet te komen. Ondanks verzoeken van Armaere sinds februari 2017 aan [partijen gezamenlijk] om volledige informatie te verschaffen voor de berekening van de beslagvrije voet, is het verstrekken van volledige informatie lange tijd uitgebleven. Pas op 14 april 2017 zijn de benodigde gegevens verstrekt. Toen werd echter door Armaere vastgesteld dat [partij 2] per 1 april 2017 een onderneming is gestart, waarvan [partijen gezamenlijk] geen melding hebben gemaakt. Tevens hebben [partijen gezamenlijk] desgevraagd tot op heden nog geen inzage gegeven in de financiële situatie met betrekking tot de nieuw opgestarte onderneming. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de andere beschikbare instrumenten geen of onvoldoende soelaas bieden. Dit geldt temeer nu de heer [naam 3] namens EMF ter zitting te kennen heeft gegeven dat zij bereid is om, indien alle informatie is verstrekt en daaruit de noodzaak blijkt, de hoogte van de beslagvrije voet en daarmee het beslag aan te passen.
5.6.
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank
- verklaart de gemeente Amsterdam niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos en in het openbaar uitgesproken op
8 mei 2017 [1] in tegenwoordigheid van F. de Greef als griffer.

Voetnoten

1.Tegen deze beslissing staat, voor de verzoeker en voor de in de procedure verschenen belanghebbenden, hoger beroep open conform artikel 358 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.