ECLI:NL:RBAMS:2017:3723

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5617
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.C. Bachrach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van Wajong-uitkering na vaststelling van onterecht ontvangen bedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Australië, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de Wajong-uitkering van de eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser onterecht een Wajong-uitkering heeft ontvangen over de periode van 19 december 2014 tot en met 4 december 2015, omdat zijn inkomsten uit arbeid boven de toegestane grens lagen. De eiser had een bruto bedrag van € 5.794,32 onverschuldigd ontvangen, dat door het UWV werd teruggevorderd. Na bezwaar van de eiser heeft het UWV het bezwaar gegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de terugvordering van het bedrag van € 5.158,77 terecht was. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet te goeder trouw had gehandeld, omdat hij zijn inkomsten niet tijdig had gemeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de eiser zelf niet had meegewerkt aan een inkomensonderzoek. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de terugvordering van de onterecht ontvangen Wajong-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/5617

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Australië), eiser

(gemachtigde: R.M. Kaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. L. Schreuders).

Procesverloop

In de besluiten van 1 en 2 februari 2016 heeft verweerder vastgesteld dat eiser vanaf [datum] geen recht heeft op uitbetaling van zijn Wajong-uitkering (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten: Wet Wajong). Ook wordt het bedrag dat over die periode (19 december 2014 tot en met 4 december 2015) onverschuldigd is uitbetaald, teruggevorderd. Dat betekent dat eiser een bedrag van bruto € 5.794,32
Met het besluit van 20 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2017. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

1. Voorgeschiedenis
1.1
Eiser, geboren op [datum] , werkt sinds [datum] als [functie] bij [bedrijf] in Australië. Daarnaast ontvangt eiser van verweerder een Wajong-uitkering.
1.2
Verweerder heeft van [naam] , een Australische uitvoeringsorgaan, eisers loongegevens ontvangen waaruit blijkt dat eisers inkomsten vanaf 19 december 2014 per uur € 13,56 bedragen. De wet Wajong hanteert in het geval dat iemand naast zijn uitkering ook eigen inkomsten uit werk heeft een bepaalde systematiek om het recht op betaling van de uitkering te berekenen. Als de inkomsten boven een bepaalde hoogte zijn en afgezet tegen iemand zijn verdiencapaciteit, leidt dat theoretisch tot een lager arbeidsongeschiktheidspercentage. Door de hoogte van eisers inkomen doet die situatie zich bij eiser voor. Eiser is niet meer 25% of meer arbeidsongeschikt. Hierdoor heeft eiser van 19 december 2014 tot 4 december 2015 geen recht op betaling van zijn Wajong-uitkering. De rechtbank verwijst naar de regelgeving waar dat in staat vermeld in de bijlage bij deze uitspraak. Het bedrag van bruto € 5.794,32 dat dus ten onrechte aan eiser is uitbetaald, wordt nu van eiser teruggevorderd.
1.3
In de bezwaarprocedure bleek dat verweerder bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage uit is gegaan van maatmanlonen van € 9,74 tot en met
€ 9,86 waardoor de terugvordering te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft bij de heroverweging aansluiting gezocht bij de door de arbeidsdeskundige in het rapport van 27 mei 2013 vastgestelde gegevens. Daardoor valt het bedrag dat aan eiser onverschuldigd is betaald lager uit. Dat betekent dat ook het bedrag van de terugvordering lager is. Omdat verweerder vindt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, moet eiser bruto € 5.158,77 terug betalen.
2. Standpunten van eiser
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij te allen tijde te goeder trouw heeft gehandeld en verweerder op de hoogte heeft gesteld van zijn werkzaamheden. Dit blijkt volgens eiser uit de e-mailcorrespondentie tussen 28 mei 2013 en 12 juni 2013. Zijn werkzaamheden en werkuren zijn volgens hem na die tijd onveranderd en uit de arbeidsdeskundige beoordeling kon niet worden opgemaakt dat eiser geen recht had op zijn Wajong-uitkering. Nu wordt drie jaar later een bedrag van € 5.158,77 van hem teruggevorderd. Eiser moet van een parttime loon en zijn uitkering in zijn levensonderhoud voorzien. Dat zijn volgens eiser omstandigheden om van terugvordering af te zien.
3. Is het bezwaar van eiser terecht ontvankelijk verklaard?
3. Vaststaat dat eiser op 29 maart 2016 in bezwaar is gegaan tegen de besluiten van 1 en 2 februari 2016. Daarmee is de bezwaar termijn van zes weken overschreden en was eiser dus te laat. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar is, omdat een medewerker van verweerder, [naam] , eiser tot 26 april 2016 uitstel heeft verleend voor het indienen van een bezwaarschrift. Verweerder heeft een telefoonrapport van 14 maart 2016 overgelegd waar dat uit blijkt. Met verweerder is ook de rechtbank van oordeel dat eiser op deze uitdrukkelijke mededeling van deze medewerker mocht afgaan. Eiser is dan ook ontvankelijk in zijn bezwaar.
4. Is de Wajong-uitkering onverschuldigd aan eiser betaald?
4.1
De relevante bepalingen van de Wet Wajong zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4.2
Verweerder heeft op de zitting een toelichting gegeven op de loongegevens van [naam] . Daaruit blijkt dat de inkomsten van eiser zijn gestegen. Die stijging heeft gevolgen voor het recht op betaling van de Wajong-uitkering met ingang van 19 december 2014 tot en met 4 december 2015. Anders dan eiser heeft aangevoerd, blijkt niet uit het dossier dat hij voor wat betreft deze periode verweerder op de hoogte heeft gesteld van de wijziging van zijn inkomsten. Dit betekent echter niet dat hem wordt verweten dat hij heeft gefraudeerd, maar brengt wel met zich dat verweerder gehouden is zijn uitkering te herzien omdat de uitkering ten onrechte is uitbetaald. Zie artikel 3:18, eerste lid, van de Wet Wajong in de bijlage.
5. Is er aanleiding om van geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien?
5. Verweerder is verplicht om de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen. [1] De berekening en de hoogte van de terugvordering heeft eiser niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank had het eiser redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat hij teveel Wajong-uitkering ontving. Eiser heeft ook al eerder (op 29 mei 2013) een besluit van verweerder ontvangen waaruit blijkt dat het hebben van inkomsten uit arbeid gevolgen heeft voor het recht en de hoogte van zijn uitkering. De dringende redenen om van terugvordering af te zien, gaan niet op. Deze redenen kunnen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de financiële of sociale gevolgen van de terugvordering voor eiser. [2] Uit de stukken blijkt dat eiser zelf niet heeft willen meewerken aan een inkomensonderzoek. Daardoor heeft verweerder in het bestreden besluit op basis van de beschikbare financiële gegevens van eiser vastgesteld welk bedrag hij maandelijks zou kunnen aflossen. Uit de omstandigheid die eiser heeft aangevoerd blijkt niet dat sprake is van onaanvaardbare sociale of financiële consequenties. Dat betekent dat er geen aanleiding was om af te zien van terugvordering.
6. Conclusie
6. Het bovenstaande betekent voor eiser dat verweerder de onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering van eiser terecht heeft herzien en teruggevorderd. Het beroep is ongegrond. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
7. Wat betekent de uitspraak concreet voor eiser?
7. Eiser heeft ten onrechte over de genoemde periode een Wajong-uitkering ontvangen van € 5.158,77. Op dat bedrag had eiser geen recht. Om die reden moet eiser dit hele bedrag terug betalen. Verweerder heeft de hoogte van de maandelijkse termijnen vastgesteld.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Akbuz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Bijlage: relevante wettelijke bepalingen

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Op grond van artikel 3:48, eerste lid, van de Wet Wajong wordt, indien de jonggehandicapte, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
a. niet betaald, indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, zou zijn, niet langer sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%.
Op grond van artikel 3:18, eerste lid, van de Wet Wajong herziet het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onverminderd hetgeen overigens in deze wet is bepaald ter zake van herziening of intrekking van een beschikking tot toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering, alsook ter zake van een weigering van een zodanige uitkering, een dergelijke beschikking of trekt het deze in:
a. ter uitvoering van een beslissing als bedoeld in artikel 3:11;
b. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 3:37, 3:38 of 3:74 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering;
c. indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
d. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 3:37, 3:38 of 3:74 ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat.
Op grond van artikel 3:18, tweede lid, van de Wet Wajong kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking als bedoeld in het eerste lid af te zien.
Op grond van artikel 3:56, eerste lid, van de Wet Wajong wordt de uitkering de loonsuppletie, bedoeld in artikel 3:67, en de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 3:68, die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 3:18 onverschuldigd is verstrekt, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
Op grond van artikel 3:56, zesde lid, van de Wet Wajong kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Voetnoten

1.Dit vloeit voort uit artikel 3:56, eerste lid, van de Wet Wajong.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 16 april 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1264).