ECLI:NL:RBAMS:2017:3782

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
C/13/610412 / HA ZA 16-607
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid oogarts voor onzorgvuldig handelen bij plaatsing van implantlenzen

In deze zaak vordert eiseres, die een behandelovereenkomst had met de Stichting Oogzorg Amstelveen, schadevergoeding van gedaagden, waaronder de oogarts [gedaagde sub 2], wegens onzorgvuldig handelen bij de plaatsing van implantlenzen. De behandeling vond plaats in 2005, maar eiseres kreeg later klachten die leidden tot complicaties. Eiseres stelt dat de oogarts niet conform de medisch-professionele standaard heeft gehandeld, wat resulteerde in schade. De rechtbank heeft een deskundige benoemd, dr. R. Braakman, die concludeerde dat de oogarts niet de juiste follow-up heeft uitgevoerd en dat de lenzen ondeugdelijk waren. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde sub 2] onzorgvuldig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, maar het gevorderde voorschot van € 25.000,- wordt afgewezen. De proceskosten worden aan gedaagde sub 2 opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/610412 / HA ZA 16-607
Vonnis van 19 april 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.C. Hoogendam te Leusden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] .,
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.E.M. Vermeij te Haarlem.
Eiseres wordt hierna [eiseres] genoemd. Gedaagden worden hierna respectievelijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd en gezamenlijk [gedaagden gezamenlijk]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 juni 2016, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 28 september 2016,
- het proces-verbaal van comparitie van 7 maart 2017 met de daarin genoemde brief met producties van mr. Vermeij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
EyeQVision is een handelsnaam van de op 16 april 2002 opgerichte Stichting Oogzorg Amstelveen (hierna: de stichting). De stichting dreef de kliniek EyeQVision (hierna: de kliniek). De stichting hield zich bezig met zowel de reguliere als de cosmetische oogheelkunde. Bestuurder van de stichting is [gedaagde sub 2] .
2.2.
Op 16 juni 2008 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eye-Q-Vision B.V. opgericht (hierna: EyeQVision B.V.). [gedaagde sub 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van de EyeQVision B.V.
2.3.
[eiseres] is in 2005 een behandelovereenkomst (hierna: de behandelovereenkomst) aangegaan met de stichting tot het laten plaatsen van implantlenzen (hierna: de operatie). De operatie heeft in november 2005 plaatsgevonden in de kliniek door [gedaagde sub 2] , die destijds als oogarts bij de kliniek werkzaam was. Eerst is het linkeroog geopereerd en enige tijd later het rechteroog. [gedaagde sub 2] heeft daarbij gebruik gemaakt van lenzen van het merk Corneal, type I-care 13.0 (hierna: de lenzen).
2.4.
Ongeveer een maand na de plaatsing van de lenzen is [eiseres] teruggekeerd naar de kliniek met pijnklachten in het linkeroog. Dit werd verklaard door het licht kantelen van de linker lens en is met een ingreep door [gedaagde sub 2] rechtgezet.
2.5.
In 2007 zijn de lenzen, van het type zoals geplaatst bij [eiseres] , (tijdelijk) van de markt gehaald.
2.6.
Na de operatie is [eiseres] nog enkele malen voor controle teruggegaan naar de kliniek. De laatste controle vond plaats op 24 april 2008.
2.7.
Begin 2011 kreeg [eiseres] klachten (verminderd zicht en pijnscheuten aan vooral het linkeroog). [eiseres] heeft zich vervolgens gemeld bij oogarts dr. Hoogerwou (hierna: Hoogerwou) van het Gelre Ziekenhuis te Apeldoorn.
2.8.
Hoogerwou heeft [eiseres] na een reeks onderzoeken doorverwezen naar oogarts R.M.M.A. Nuijts (hierna: Nuijts). De lens in het linkeroog is hierna op 8 mei 2012 verwijderd, op 26 juni 2012 is de lens in het rechteroog verwijderd.
2.9.
Een brief van oogarts in opleiding A. Tan en Nuijts beiden werkzaam in het academisch ziekenhuis Maastricht van 14 februari 2013 luidt, voor zover van belang, als volgt.
“(…)
Naar aanleiding van uw schrijven dd 30.01.2013 kunnen wij u het volgende berichten over bovenstaande patiente.
Ze presenteerde zich voor het eerst op 29.02.2012 op onze polikliniek nadat ze verwezen was door een collega in verband met een verminderd aantal endotheelcellen en een gekantelde phake intra oculaire lens links. Bij ons onderzoek werd geconcludeerd dat er een afname was in endotheelceldensiteit rechts en links bij angel-supported I-CARE phake intra-oculaire lenzen en gecompromitteerde morfometrische verhoudingen in de voorste oogkamer waardoor progressief endotheelcelverlies te verwachten was. Gezien de endotheelceldensiteit onder de safety limit van 1500 cellen/mm2 gedaald was, werd besloten over te gaan tot explantatie van de phake intra-oculaire lenzen met een refractive lens exchange.(…)”.
2.10.
[eiseres] heeft [gedaagde sub 2] bij brief van 13 mei 2013 aansprakelijk gesteld voor alle schade die zij lijdt en heeft gelden als gevolg van de door haar gestelde toerekenbare tekortkoming in de behandeling.
2.11.
[gedaagde sub 2] heeft aansprakelijkheid bij e-mail van 17 juni 2013 van de hand gewezen.
2.12.
[eiseres] heeft vervolgens om een voorlopig deskundigenbericht verzocht.
2.13.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 januari 2015 is dr. R. Braakman, oogarts, als deskundige benoemd (hierna: Braakman). Van zijn bevindingen heeft hij een rapport, gedateerd 30 augustus 2015, opgemaakt. In het rapport schrijft Braakman – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
2: ik heb geen reden aan te nemen dat [gedaagde sub 2] niet cf. de medisch-professionele standaard heeft gehandeld in het preperatieve, intraoperatieve en direct postoperatieve traject. Het besluit niet te laseren, maar met een dergelijke hoge bijziendheid(…)
over te gaan tot implantatie van voorste oogkamerlenzen als ook het feit dat hij zowel voor als na de operatie enditheelceltelling verricht heeft is volledig volgens de consensus refractiechirurgie, die overigens pas in 2006 gepubliceerd werd. Ik kan niet oordelen over de wijze waarop [gedaagde sub 2] de implantatie verricht heeft, omdat het operatieverslag ontbreekt in de copien uit Leiden. De pijn die [eiseres] ervaren heeft tijdens de implantatie links onder druppelverdoving hoeft niet te betekenen dat de implantatie niet goed verricht is. Het is namelijk gebleken dat 50% van de patiënten die onder druppelverdoving aan staar geopereerd wordt in meer of mindere mate pijn ervaart. Waar ik vraagtekens bij zet is de verklaring van [gedaagde sub 2] dat dat aan de zonnewering gelegen zou hebben. Als een chirurg goed voorbereid is en de operatiekamer cf. de richtlijnen ingericht is zou men nooit last van de zon moeten hebben. De postoperatieve klachten, bestaande uit pijn, tranen en zwelling(…)
kan veroorzaakt zijn geweest door een hoornvlieserosie(…)
een weliswaar pijnlijke maar goed te behandelen complicatie die geen langetermijnschade oplevert. [gedaagde sub 2] heeft na de operatie keurig getelefoneerd om te vragen hoe het ging. Bij de 1-maands controle, waarbij [eiseres] pijnklachten uit, constateert [gedaagde sub 2] dat de implantlens links gekanteld is. Hij heeft die lenskanteling toen weer ongedaan gemaakt middels een heroperatie. [eiseres] is echter nooit klachtenvrij geweest in de daarop volgende jaren. In [gedaagde sub 2] status(…)
staan geen aan een datum van follow-up gekoppelde uitkomsten van endotheelceltellingen. Zodat er ook geen kwantitatieve basis was om explantatie te overwegen, of eventueel een second opinion bij een collega-refractiechirurg aan te vragen. Later, in 2011, toen de schade werd opgemaakt, bleek het coll. Nuyts dat de implants een te grote “vault” hadden, dwz. dat de implants niet goed gedimensioneerd (te groot) waren. Dit had [gedaagde sub 2] dus voor de operatie blijkbaat niet goed ingeschat. Maar het kantelen van de implant links had hem hiet al aan moeten doen denken. Het had hem er zelfs toe kunnen doen besluiten de implants er snel uit te halen en kleinere te implanteren, dan wel te kiezen voor Artisanlenzen(…).
[gedaagde sub 2] heeft mijns inziens dus in de follow-up niet cf. de medisch-professionele standaard gehandeld. Hij had consequenties moeten verbinden aan het feit dat de implants (in elk geval de linkerimplant) niet goed pasten en er ernstig endotheelcelverlies zou kunnen plaatsvinden, zoals ook vanaf 2007 bekend was bij dit type implant.
3: van de I-Care-lens van Corneal was in 2005 nog niet bekend dat hij ondeugdelijk was. De kamerhoekgesteunde voorste oogkamer-implantlens bleek uiteindelijk echte zo ondeugdelijk, dat hij in Frankrijk in 2007 van de markt is gehaald. [gedaagde sub 2] had hier toen van op de hoogte moeten zijn.
4: in het algemeen zal er bij gebleken ondeugdelijkheid van het implantaat cf. de medisch-professionele standaard tot explantatie overgegaan worden, tenzij daar om andere medische redenen contraindicaties voor zouden bestaan. Maar op zijn minst moet er intensieve controle plaatsvinden met celtellingen mbv. de endotheelcelcamera. De follow-up van mw. [eiseres] heeft maar 2.5 jaar geduurd. Dat had na 24 april 2008 halfjaarlijks gecontinueerd moeten worden. Er staan geen tellingsuitkomsten in de status van [gedaagde sub 2] . Dus hij had ook niet kunnen weten of de endotheelceldichtheid bij mw. [eiseres] al onder de 2000 cellen/mm*2 was. Want bij 2000 is wel een grens waarbij cf. de medisch-professionele standaard explantatie sterk overwogen moet worden. Er heeft na 24 april 2008 geen follow-up meer plaatsgevonden, tot er in 2011 dermate ernstige klachten ontstonden., dat [eiseres] besloot naar een ander oogarts (Hogerwou) te gaan. Juist in de periode 2007-2011 ontstonden steeds meer problemen met de I-Care. Ten slotte laat uitgerekend Plainer - volgens [gedaagde sub 2] in het proces-verbaal dd. 12 september 2014 de enige deskundige op dit gebied en eigenlijk zijn gewenste deskundige - in een publicatie uit 2011 in het British Journal of Ophthalmology zien hoe verwoestend de I-Care-implantlens op het endotheel inwerkt al 2-5 jaar na implantatie. [gedaagde sub 2] heeft mijns inziens hier dus niet volgens de medisch-professionele standaard gehandeld, omdat hij mw. [eiseres] niet vanaf 24 april 2008 strikt is blijven controleren, zodat hij de I-Careimplantaten tijdig had kunnen explanteren.
(…)”

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank:
I voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] toerekenbaar tekort zijn geschoten bij de uitvoering van de behandelovereenkomst door bij de follow-up van de geplaatste lenzen niet conform de voor hem geldende standaard te handelen waardoor [eiseres] een adequate behandeling is onthouden waardoor zij schade lijdt en heeft geleden;
II [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] , hoofdelijk, te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 25.000,- op een nader vast te stellen schadevergoeding;
III [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te vergoeden, hoofdelijk, de nader bij staat op te maken en volgens de wet te vereffenen schade vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de tijdstippen waarop de schade is geleden en opeisbaar is;
IV [gedaagde sub 1] en of [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling, hoofdelijk, van de gemaakte deskundigenkosten van € 5.808,-.
3.2.
Het belangrijkste verwijt van [eiseres] komt erop neer dat [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] verwijtbaar hebben gehandeld door ondeugdelijke lenzen te plaatsen die bovendien te groot waren waardoor ernstige schade is ontstaan; namelijk een bovengemiddeld grote terugloop van het aantal endotheelcellen. Volgens [eiseres] zijn [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] tekort geschoten in de op hen rustende zorgplicht door geen juiste nacontrole te verrichten. Was dit wel gebeurd dan was de terugloop aan endotheelcellen eerder opgemerkt, hadden de lenzen tijdig verwijderd kunnen worden en had dit tot minder ernstige gevolgen geleid voor [eiseres] . Nu [gedaagde sub 2] niet conform de voor hem geldende standaard heeft gehandeld heeft hij bovendien onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. Aan de vereisten van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is voldaan zodat [gedaagde sub 2] persoonlijk aangesproken kan worden, aldus [eiseres] . [eiseres] baseert zich met name op het rapport van Braakman.
3.3.
[gedaagden gezamenlijk] voeren verweer. [gedaagden gezamenlijk] voeren hiertoe allereerst aan dat de behandelovereenkomst met de stichting en niet met hen is overeengekomen en dat van enige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelovereenkomst aan hun zijde aldus geen sprake kan zijn. De vordering jegens [gedaagden gezamenlijk] dient reeds om deze reden te stranden. [gedaagde sub 2] voert voorts aan dat hij bovendien niet onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld en is van mening dat het rapport van Braakman op enkele punten onjuiste conclusies weergeeft.
3.4.
[gedaagde sub 2] betwist dat de lenzen te groot waren, dat hij dit niet goed zou hebben ingeschat en dat het kantelen van de lens links hem hier al aan had moeten doen denken. [gedaagde sub 2] voert hiertoe aan dat hij de grootte van de lenzen heeft bepaald naar aanleiding van advies van de fabrikant van de lenzen. Dit advies heeft [gedaagde sub 2] gevolgd. De kanteling van de lens in het linkeroog is simpel verholpen en de na de operatie uitgevoerde controles gaven geen enkele aanleiding om te lenzen te verwijderen. Voorst is pas sinds november 2007 bekend dat de lens op dat moment tijdelijk van de markt was gehaald. Het advies over te gaan tot zesmaandelijkse controle werd enige tijd later algemeen bekend. Bovendien is goed medisch uitgangspunt om bij gebleken ondeugdelijkheid van een lens voorzichtig te werk te gaan en pas over te gaan tot verwijdering van de lens indien daartoe een medische noodzaak bestaat. Tijdens de controles op 9 oktober 2007 en 24 april 2008 was hier in ieder geval geen sprake van. Vervolgens heeft [eiseres] aldus [gedaagde sub 2] nagelaten zich te melden voor de check-up die binnen 12 maanden diende plaats te vinden, wat dat betreft is er sprake van eigen schuld. Ook heeft [gedaagde sub 2] vanuit de kliniek patiënten bij wie de betreffende lenzen waren geplaatst opgeroepen ter controle. [eiseres] heeft hierop niet gereageerd. [gedaagde sub 2] heeft aldus niet onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. Subsidiair, voor zover wordt geoordeeld dat op [gedaagde sub 1] of [gedaagde sub 2] een verplichting tot vergoeding van de door [eiseres] gevorderde schade zou rusten, maken [gedaagden gezamenlijk] bezwaar tegen de hoogte van de door [eiseres] gestelde geleden schade. De werkelijk geleden schade zal buiten deze procedure moeten worden vastgesteld en bij deze stand van zaken is een veroordeling tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding niet aan de orde. Ook maken [gedaagden gezamenlijk] bezwaar tegen de hoogte van de kosten van het deskundigenrapport. De vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen, aldus [gedaagden gezamenlijk]
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toerekenbare tekortkoming [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] ?

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat nu noch [gedaagde sub 1] noch [gedaagde sub 2] contractspartij waren bij de met [eiseres] gesloten behandelovereenkomst, de vordering van [eiseres] tot het verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van deze behandelovereenkomst, reeds om de hierboven genoemde reden wordt afgewezen.
Onrechtmatige daad [gedaagde sub 2] ?
4.2.
Voor zover [eiseres] haar vordering jegens [gedaagde sub 2] baseert op artikel 6:162 BW oordeelt de rechtbank als volgt. Voor beantwoording van de vraag of [gedaagde sub 2] op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade dient te worden beoordeeld of [gedaagde sub 2] in het kader van de bij [eiseres] verrichte behandelingen de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. De op [gedaagde sub 2] rustende zorgplicht, neergelegd in artikel 7:453 BW, vloeit voort uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde sub 2] niet conform de voor hem geldende standaard heeft gehandeld en dat hij daarmee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Als gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2] heeft [eiseres] schade geleden die [gedaagde sub 2] dient te vergoeden, aldus [eiseres] .
4.3.
Bij beschikking van 29 januari 2015 heeft de rechtbank een onderzoek bevolen door Braakman ter beantwoording van onder meer de vragen (voorgelegd aan de deskundige als vragen 2 en 4) of [gedaagde sub 2] de behandeling van [eiseres] in 2005 conform de toen vigerende medisch-professionele standaard heeft uitgevoerd en wat het beleid conform de medisch-professionele standaard is bij toegepast zijn van een ondeugdelijk gebleken implantaat en of [gedaagde sub 2] conform dat beleid heeft gehandeld. In antwoord op die vragen heeft Braakman geschreven:
2: (…)
Later, in 2011, toen de schade werd opgemaakt, bleek het coll. Nuyts dat de implants een te grote “vault” hadden, dwz. Dat de implants niet goed gedimensioneerd (te groot) waren. Dit had [gedaagde sub 2] dus voor de operatie blijkbaar niet goed ingeschat. Maar het kantelen van de implant links had hem hier al aan moeten doen denken. Het had hem er zelfs toe kunnen doen besluiten de implants er snel uit te halen en kleinere te implanteren, dan wel te kiezen voor Artisanlenzen(…).
[gedaagde sub 2] heeft mijns inziens dus in de follow-up niet cf. de medisch-professionele standaard gehandeld.(…)
4: in het algemeen zal er bij gebleken ondeugdelijkheid van het implantaat cf. de medisch-professionele standaard tot explantatie overgegaan worden, tenzij daar om andere medische redenen contraindicaties voor zouden bestaan. Maar op zijn minst moet er intensieve controle plaatsvinden met celtellingen mbv. de endotheelcelcamera. De follow-up van mw. [eiseres] heeft maar 2.5 jaar geduurd. Dat had na 24 april 2008 halfjaarlijks gecontinueerd moeten worden. [gedaagde sub 2] heeft mijns inziens hier dus niet volgens de medisch-professionele standaard gehandeld, omdat hij mw. [eiseres] niet vanaf 24 april 2008 strikt is blijven controleren, zodat hij de I-Careimplantaten tijdig had kunnen explanteren.
4.4.
[gedaagde sub 2] heeft in onderhavige procedure de stelling ingenomen dat het rapport van Braakman op een aantal onderdelen onjuiste en te snel genomen conclusies bevat. De rechtbank stelt voorop dat het deskundigenbericht is uitgebracht nadat de rechtbank dit heeft gelast. Uitgangspunt van de beoordeling zal dan ook zijn dat de deskundige in zijn bevindingen en conclusies wordt gevolgd, tenzij er sprake is van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen hetgeen in het deskundigenbericht is vermeld. Van de partij die een dergelijk rapport bekritiseert, mag worden verlangd dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Alsdan zullen er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het rapport moeten zijn, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk rapport naast zich neerlegt. Van zwaarwegende bezwaren is onder andere sprake indien het bericht niet voldoet aan daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. De rechtbank overweegt met inachtneming van deze maatstaf als volgt.
4.5.
In zijn rapport van 30 augustus 2015 heeft Braakman de gestelde vragen gemotiveerd beantwoord en uitgebreid beschreven en beargumenteerd hoe hij tot zijn bevindingen is gekomen. Braakman heeft onder meer, aan de hand van de bevindingen van dr. Nuijts, geconcludeerd dat de lenzen te groot waren. Braakman heeft deugdelijk gemotiveerd en inzichtelijk gemaakt hoe hij tot dit oordeel is gekomen. [gedaagde sub 2] voert weliswaar aan dat dit oordeel onjuist is nu de grootte van de lenzen op advies van de fabrikant is bepaald en dat niet objectief is vastgesteld dat de lenzen te groot zouden zijn maar heeft nagelaten dit nader te onderbouwen. Voorts heeft Braakman in zijn rapport geconcludeerd dat van de lenzen (in ieder geval vanaf 2007) bekend was dat deze ondeugdelijk waren en dat [gedaagde sub 2] [eiseres] na 24 april 2008 halfjaarlijks had behoren te controleren waarna hij de lenzen tijdig had kunnen verwijderen. Nu dit niet is gebeurd heeft [gedaagde sub 2] niet conform de medisch professionele standaard gehandeld aldus Braakman. [gedaagde sub 2] heeft ook dit oordeel van Braakman betwist maar heeft ook hier nagelaten zijn stellingen dat het juiste medische uitgangspunt is om bij gebleken ondeugdelijkheid van een lens voorzichtig te werk te gaan en pas over te gaan tot verwijdering van de lens indien daartoe een medische noodzaak bestaat, waar aldus [gedaagde sub 2] in het onderhavige geval geen sprake van was, nader te onderbouwen.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde sub 2] met de hiervoor genoemde betwistingen geen zwaarwegende bezwaren naar voren gebracht die ertoe moeten leiden dat het rapport van Braakman terzijde moet worden geschoven. De bezwaren van [gedaagde sub 2] komen er in de kern op neer dat hij het niet eens is met de inhoud van het rapport. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [gedaagde sub 2] slechts een eigen rapport in het geding gebracht maar hij heeft nagelaten zijn stellingen nader te onderbouwen door bijvoorbeeld overlegging van een rapport van een andere deskundige. De enkele niet nader onderbouwde stelling van [gedaagde sub 2] dat hij [eiseres] op 24 april 2008 heeft medegedeeld binnen één jaar terug te komen voor controle en dat daarmee het initiatief bij haar lag, leidt niet tot een ander oordeel. Braakman heeft immers geconcludeerd dat na 24 april 2008 halfjaarlijks gecontroleerd had moeten worden nu de geplaatste lenzen ondeugdelijk waren. Daarvan is in ieder geval geen sprake geweest. Gelet hierop kan het [eiseres] , die niet wist dat zij halfjaarlijks op controle had moeten komen laat staan wat de concrete noodzaak daarvan was, niet tegengeworpen worden dat zij niet op de jaarcontrole is verschenen. Ook de stelling van [gedaagde sub 2] dat hij zijn patiënten heeft aangeschreven is onvoldoende nu niet is gezegd wanneer de patiënten precies zouden zijn aangeschreven en [eiseres] heeft betwist een verzoek tot controle van [gedaagde sub 2] te hebben ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is de rapportage van Braakman aldus deugdelijk gemotiveerd, waarbij Braakman inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot zijn oordeel is gekomen. Het verweer van [gedaagde sub 2] faalt, zodat de rechtbank, bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde sub 2] de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht, het rapport van Braakman tot uitgangspunt zal nemen.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de conclusie van Braakman overneemt en tot de hare maakt. Dit heeft tot gevolg dat vaststaat dat [gedaagde sub 2] onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [eiseres] doordat hij in de nacontrole niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend oogarts in vergelijkbare omstandigheden had mogen worden verwacht. [gedaagde sub 2] heeft aldus onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] en de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat [gedaagde sub 2] op grond van de onzorgvuldige geneeskundige behandeling aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] dientengevolge lijdt en heeft geleden.
Verwijzing schadestaatprocedure
4.8.
Voor de toewijzing van een vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat is voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden, aannemelijk is gemaakt. Dat is het geval. Uit het deskundigenbericht volgt dat, het onzorgvuldig handelen weggedacht, [eiseres] in een betere positie zou hebben verkeerd. De schadestaatprocedure kan er mede toe strekken om vast te stellen in hoeverre de eisende partij voor vergoeding vatbare schade heeft geleden. Dit betekent dat hetgeen [gedaagde sub 2] heeft aangevoerd omtrent de hoogte van de door [eiseres] geleden schade pas beoordeling behoeft in het kader van de te voeren schadestaatprocedure. Dit debat is nog niet volledig gevoerd.
Voorschot
4.9.
[eiseres] heeft een voorschot gevorderd van € 25.000,-. [gedaagde sub 2] heeft betwist een voorschot verschuldigd te zijn.
4.10.
Met het oog op hetgeen in rechtsoverweging 4.8. is overwogen, zal de rechtbank het gevorderde voorschot afwijzen.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde sub 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, inclusief deskundigenkosten, worden veroordeeld. De rechtbank ziet, gelet op het feit [gedaagde sub 2] eerder in de gelegenheid is gesteld op de eindnota van Braakman te reageren en hij hier geen gebruik van heeft gemaakt, geen aanleiding de deskundigenkosten te matigen. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 105,48
  • griffierecht € 885,-
  • salaris advocaat € 904,00 (2 punten × tarief € 452,00)
  • deskundigenkosten € 5.808,-
Totaal € 7.702,48
4.12.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 2] op grond van de onzorgvuldige geneeskundige behandeling aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] dientengevolge lijdt en heeft geleden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot vergoeding van de schade die [eiseres] lijdt als gevolg van de onder 5.1. aangeduide onzorgvuldige geneeskundige behandeling op te maken bij staat,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 7.702,48,
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren, rechter, bijgestaan door mr. S. Lanting, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.