ECLI:NL:RBAMS:2017:3783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
31 mei 2017
Zaaknummer
13/710061-10 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor valsheid in geschrift. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag werd geschat op € 783.063,95, maar dit bedrag werd tijdens de procedure verlaagd naar € 431.174,07. Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat de veroordeelde een totaalbedrag van € 300.834,77 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, dat aan de Staat moet worden betaald. De rechtbank heeft de vordering gebaseerd op verschillende transacties, waaronder een valse factuur voor consultancywerkzaamheden en betalingen van derden die als steekpenningen werden beschouwd. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de financiële stromen zorgvuldig geanalyseerd en geconcludeerd dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen en dat de bedragen die zij heeft ontvangen niet rechtmatig waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/710061-10 (ontneming)
Datum uitspraak: 1 juni 2017
VONNIS
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/710061-10, tegen:
[veroordeelde], hierna te noemen [veroordeelde]
geboren te [geboortegegevens 2] 1947 ,
in Nederland niet ingeschreven in de basisregistratie personen, verblijvende te Spanje.

1.Procesgang

1.1.
De officier van justitie heeft bij ontnemingsvordering van 11 november 2014 [veroordeelde] opgeroepen voor de regiezitting van 3 december 2014. De rechtbank heeft op die terechtzitting beslist dat de schriftelijke voorbereiding als bedoeld in artikel 511d van het Wetboek van Strafvordering zal plaatsvinden nadat de rechtbank vonnis in de onderliggende strafzaak heeft gewezen.
1.2.
Op 10 december 2015 heeft de rechtbank Amsterdam vonnis gewezen in de strafzaak tegen [veroordeelde] .
1.3.
De verdediging heeft op 7 april 2016 een Conclusie van Antwoord genomen. Het Openbaar Ministerie heeft op 3 mei 2016 zijn Conclusie van Repliek ingediend. De verdediging heeft vervolgens op 8 juni 2016 haar tweede en laatste Conclusie van Antwoord ingediend. Ten slotte heeft het Openbaar Ministerie op 4 juli 2016 zijn Conclusie van Dupliek genomen.
1.4.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2017.
1.5.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen door de officieren van justitie mrs. M.A. Boheur en M.J. Dontje (hierna: officier van justitie) en de veroordeelde en haar raadslieden, mrs. R. Croes-Hoogendoorn en N. Bertrand (hierna: de verdediging), naar voren is gebracht.

2.De vordering

2.1.
De vordering van de officier van justitie van 11 november 2014 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 783.063,95.
2.2.
Ter terechtzitting van 20 april 2017 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in dier voege dat zij het bedrag stelt op € 431.174,07.

3.Het vonnis in de strafzaak

[veroordeelde] is bij (onherroepelijk) vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:8791) ter zake van valsheid in geschrift veroordeeld.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Inleiding
4.1.1.
De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 november 2014, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 1] , opsporingsambtenaar en rechercheur, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD.
4.1.2.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel is in het rapport als volgt berekend:
I. Transactie Bruggebouw-Zuid – AM/Multi en Rochdale € 188.355,00
II. Zaak Rimico Inc. in Houston € 69.708,95
III. Onroerendgoedtransactie De Nieuwe Meer € 525.000,00
4.1.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van het bewezen verklaarde feit of soortgelijke feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan (lid 2) en/of (omdat [veroordeelde] is veroordeeld wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, en tegen haar een strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld) aannemelijk is (gelet op dat onderzoek) dat ook dat feit of andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen (lid 3).
4.2.1
Transactie Bruggebouw-Zuid – AM/Multi en Rochdale € 188.355,00 [1]
4.2.1.1. De rechtbank heeft in haar vonnis van 10 december 2015 in de onderliggende strafzaak kort gezegd bewezen verklaard dat [veroordeelde] een valse factuur heeft opgemaakt door daarin op te nemen dat [veroordeelde] advieswerkzaamheden heeft verricht voor A.M. Development International BV (voor € 188.355,00) terwijl van werkzaamheden in het geheel geen sprake was. [2]
4.2.1.2. Het Hof Amsterdam heeft bij arrest van 27 maart 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1018) [medeveroordeelde 1] , die destijds getrouwd was met [veroordeelde] , veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. Het Hof heeft in zijn arrest onder meer het volgende overwogen.
“Op 10 oktober 2003 heeft [veroordeelde] op naam van [veroordeelde] een factuur gestuurd naar A.M. Development International B.V. (AM/Multi) voor verrichte consultancy werkzaamheden in Spanje gedurende de periode van januari 2003 tot september 2003. De factuur vermeldt een totaal factuurbedrag van € 188.355, inclusief I.V.A. (BTW). Op 4 december 2003 heeft AM/Multi € 188.355 overgemaakt met als omschrijving [veroordeelde] QQ 001175 naar bankrekeningnummer [nummer] . Dit betreft een bankrekening van [veroordeelde] en/of [medeveroordeelde 1] . Op 5 december 2003 heeft de verdachte namens Rochdale de overeenkomst tussen Rochdale en AM/Multi betreffende de koop van “Bruggebouw – Zuid” getekend. Het hof is van oordeel dat dit ontvangen geldbedrag een gift betreft als bedoeld in artikel 328ter Sr” [3]
4.2.1.3. De rechtbank is van oordeel dat de door [veroordeelde] gemaakte en gebruikte valse factuur er kennelijk toe strekte om de steekpenning (gift als bedoeld in artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht) voor [medeveroordeelde 1] te kunnen ontvangen en daar kennelijk ook geschikt voor was en dat [veroordeelde] aldus door middel van het plegen van valsheid in geschrift wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen.
4.2.1.4. Bij de bepaling van het voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.
4.2.1.5. Uit het dossier blijkt dat na ontvangst van het bedrag van € 188,336,50 het saldo op de bankrekening van [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] € 188.358,26 bedraagt. Vervolgens vinden de volgende mutaties plaats [4] :
Datum
Mutatie
Bedrag
A
22-12-2003
Overboeking naar rekening [nummer] rekening staat op naam van [medeveroordeelde 1] en [veroordeelde]
€ 10.000,00
B
29-12-2003
Restitutie [medeveroordeelde 1]
€ 20.000,00
C
09-02-2004
SWIFT overboeking naar ABN-AMRO rekening [nummer] die op naam van [medeveroordeelde 1] staat.
€ 30.096,00
D
09-02-2004
SWIFT overboeking naar ING rekening [nummer] die op naam van [veroordeelde] staat.
€ 10.027,00
E
15-04-2004
SWIFT overboeking van € 12.032,40 naar ABN-AMRO rekening [nummer] die op naam van [medeveroordeelde 1] staat
€ 12.032,40
F
23-12-2003 tot en met
19-02-2004
11 overboekingen naar de Spaanse bankrekening [nummer] die op naam van [veroordeelde] staat
€ 66.200,00
4.2.1.6. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat de onder A en B genoemde bedragen daadwerkelijk door [veroordeelde] zijn genoten. Weliswaar is het onder A genoemde bedrag overgemaakt naar de gezamenlijke Spaanse bankrekening van [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] , maar uit het verloop van de bankmutaties valt op te maken dat € 10.000,00 is uitgegeven met een creditcard die op naam van [medeveroordeelde 1] staat. Het bedrag dat wordt genoemd onder B is na ontvangst op de bankrekening [nummer] overgemaakt naar een onbekende rekening met de vermelding ‘restitutie [medeveroordeelde 1] ’. Nadere informatie ontbreekt.
4.2.1.7. De onder D en F genoemde bedragen, die naar de Spaanse bankrekening van [veroordeelde] zijn overgeboekt, kunnen wel worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel dat daadwerkelijk door [veroordeelde] is genoten.
4.2.1.8. De omschrijving van de onder C en E genoemde bedragen, die zijn overgemaakt naar de ABN Amro-rekening met nummer [nummer] ten name van [medeveroordeelde 1] , houdt in “gedeelde kosten” [5] , [6] . Uit het dossier blijkt dat onder meer de energiekosten en de hypotheeklasten van het adres [adres] te [plaats] van deze rekening worden betaald en dat daarnaast van deze rekening uitgaven worden gedaan bij kledingwinkels, Albert Heijn en in Frankrijk. [7]
4.2.1.9. [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] zijn op 6 juni 2003 getrouwd. [veroordeelde] heeft verklaard in 2004 voorgoed weer in Nederland gevestigd te zijn en wel op het adres [adres] in [plaats] . [medeveroordeelde 1] heeft verklaard dat [veroordeelde] in de loop van 2003 definitief bij hem in Nederland is komen wonen. Op basis van het vorenstaande is aannemelijk geworden dat [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] vanaf eind 2003 een gezamenlijke huishouding voerden. [veroordeelde] genoot geen eigen inkomen. [8] Gelet op die nauwe verbondenheid, de omschrijving “gedeelde kosten” en de feitelijke besteding aan in ieder geval gezamenlijke woonlasten, zal de rechtbank het door [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] gezamenlijk verkregen en genoten wederrechtelijk voordeel pondspondsgewijs aan hen toerekenen.
4.2.1.10. Het resterende bedrag van het door [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] gezamenlijk verkregen wederrechtelijk voordeel (€ 39.999,80) is uitgeven met een creditcard, contant opgenomen en besteed aan telefoonkosten in Spanje. [9] De rechtbank zal, gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen, dit resterende bedrag ook pondspondsgewijs aan [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] toerekenen.
4.2.1.11. De conclusie is dat [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van in totaal € 117.291,00 (€ 15.048,00 + € 10.027,00 + € 6.016,20 +
€ 66.200,00 + € 19.999,80).
4.2.2.
Zaak Rimico Inc. Houston - € 69.708,95 [10]
4.2.2.1. Op 29 april 2005 hebben [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] op hun Spaanse bankrekening met nummer [nummer] een bedrag van omgerekend € 69.708,95 ($ 89.973,00) ontvangen. Het bedrag is afkomstig van Rimico Inc. in Houston in de Verenigde Staten van Amerika. Als “cliënte beneficiario” (begunstigde) staat [veroordeelde] vermeld.
4.2.2.2. De enig (middellijk) aandeelhouder van Rimico is [naam 1] die al jarenlang bevriend is met de familie [medeveroordeelde 1] en getuige was bij het huwelijk van [medeveroordeelde 1] en [veroordeelde] . [naam 1] was met zijn bedrijf [naam bedrijf] als adviserend aan- en verkoopmakelaar betrokken bij de aankoop in 2003 door Rochdale van het Bruggebouw-Zuid in Amsterdam.
4.2.2.3. [naam 1] is op 3 februari 2017 door de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2017:1063) veroordeeld voor valsheid in geschrift. De bewezenverklaring houdt kort gezegd in dat in strijd met de waarheid in een brief is opgenomen dat [veroordeelde] benaderd is voor het verrichten van werkzaamheden en dat met haar overeengekomen is dat zij voor haar diensten $ 90.000 zou ontvangen. [11]
4.2.2.4. De rechtbank overweegt in het desbetreffende vonnis onder meer dat [naam 1] heeft geprobeerd de FIOD te misleiden om eerder onguur handelen door hemzelf met betrekking tot de betaling aan de vriendin van [medeveroordeelde 1] , die veroordeeld is voor meerdere gevallen van omkoping, te verhullen.
4.2.2.5. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het onderzoek aannemelijk is dat [veroordeelde] door zich een bedrag van $ 89.973,00 te laten betalen, voor werkzaamheden die zij niet heeft verricht en dat was bedoeld als smeergeld voor [medeveroordeelde 1] , zich heeft schuldig gemaakt aan (schuld)witwassen en dat dit feit er op enigerlei wijze toe heeft geleid dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
4.2.2.6. De vraag is welk voordeel [veroordeelde] in de concrete omstandigheden van dit geval daadwerkelijk heeft behaald.
Uit het afschrift [12] van de desbetreffende bankrekening blijkt het volgende:
Datum
Omschrijving
Afschrijving
A.
04-05-2005
Overboeking naar [nummer]
€ 1.000,00
B.
05-05-2005
Swift verstuur 33.204
€ 33.309,00
C.
05-05-2005
Visa classic
€ 520,00
D.
06-05-2005
Overboeking [nummer]
€ 3.000,00
E.
09-05-2005
Overboeking naar [nummer]
€ 2.500,00
F.
20-05-2005
Swift verstuur 9,500,000 €
€ 9.525,65
G.
03-06-2005
Overboeking [nummer]
€ 100,00
H.
06-06-2005
Visa classic
€ 2.882,00
I.
10-06-2005
Overboeking [nummer]
€ 2.000,00
J.
05-07-2005
Overboeking [nummer]
€ 500,00
K.
05-07-2005
Overboeking [nummer]
€ 100,00
L.
06-07-2005
Overboeking naar [nummer]
€ 500,00
M.
13-07-2005
Overboeking naar [nummer]
€ 1.000,00
N.
14-07-2005
Overboeking naar [nummer]
€ 3.000,00
4.2.2.7. De rechtbank is van oordeel dat de bedragen die in de periode van 4 mei 2005 tot en met 13 juli 2005 zijn overgeboekt naar de rekening met nummer [nummer] die op naam van [veroordeelde] staat, in totaal € 5.100,00, kunnen worden aangemerkt als wederrechtelijk voordeel dat door [veroordeelde] is genoten.
4.2.2.8. Het totaalbedrag van € 8.600,00 dat is overgemaakt naar de rekening [nummer] en de bedragen (€ 520,00 en € 2.882,00) die zijn afgeschreven naar Visa classic kunnen als wederrechtelijk verkregen voordeel worden aangemerkt dat [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] gezamenlijk hebben genoten en dus aan hen beiden kan worden toegerekend. Hetzelfde geldt voor het bedrag dat op 20 mei 2005 wordt afgeschreven en is overgeboekt naar ABN bankrekening met nummer [nummer] . De omschrijving luidt: “gedeelde kosten” opdr./begunstigde [veroordeelde] EU Buitenland overboeking. [13] De rechtbank rekent deze bedragen pondspondsgewijs toe aan [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] en verwijst naar hetgeen zij hiervoor onder 4.2.1.9 heeft overwogen.
4.2.2.9. De omschrijving bij het bedrag van € 33.309,61 dat op 4 mei 2005 wordt afgeschreven, luidt: “Swift verstuur 33,204,000 €”. Deze overboeking houdt verband met de aankoop van een Porsche 911 Carrera cabriolet op 7 januari 2005 door [veroordeelde] bij A. Point te Amsterdam. Op 5 mei 2005 is een bedrag van € 33.204 ,00 afkomstig van [medeveroordeelde 1] , met referentie NI05051S89033900 bijgeschreven op de rekening van A. Point. Aangezien de auto mede door [medeveroordeelde 1] is aangeschaft en gebruikt, zal de rechtbank ook dit bedrag pondspondsgewijs aan [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] toerekenen.
4.2.2.10. De conclusie is dat [veroordeelde] in totaal € 32.505,81 (€ 5.100,00 + € 6.001,00 + € 4.750,00 + € 16.654,81) als wederechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
4.2.3.
Onroerendgoedtransactie De Nieuwe Meer - € 525.000 [14]
4.2.3.1. Op 28 juli 2005 heeft [medeveroordeelde 2] € 300.000,00 overgemaakt naar de rekening met nummer [nummer] die op naam van [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] staat. Als beneficiario (begunstigde) staat [veroordeelde] vermeld. Na inhouding van bankkosten ontvangen [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] € 299.994,00 op hun rekening [nummer] en bedraagt het saldo op die rekening € 308.803,90. De Caixa bank heeft in 2006 haar rekeningnummers gewijzigd. Het nieuwe nummer van de rekening is [nummer] . In juni en juli 2007 maakt [medeveroordeelde 2] € 200.000,00 en € 25.000 over en wordt na inhouding van bankkosten respectievelijk € 199.915,00 en
€ 24.999,00 op deze rekening bijgeschreven. [15]
4.2.3.2. Het Hof Amsterdam heeft in zijn eerder genoemde arrest van 29 maart 2017 geoordeeld dat [medeveroordeelde 2] in totaal € 525.000,00 heeft overgemaakt naar de hiervoor genoemde bankrekeningen, terwijl in dezelfde periode een aantal handelingen met betrekking tot het project De Nieuwe Meer door Rochdale zijn verricht met een aanmerkelijk financieel voordeel voor [medeveroordeelde 2] / [naam 2] en dat hier telkens sprake is van een gift als bedoeld in artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht voor [medeveroordeelde 1] .
4.2.3.3. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat [veroordeelde] wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bedragen die zij en [medeveroordeelde 1] op hun en/of-rekening van [medeveroordeelde 2] hebben ontvangen geen normale betalingen waren maar steekpenningen en overweegt daartoe het volgende. Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft [veroordeelde] in 2013 een valse factuur gemaakt en gebruikt om zo mogelijk te maken dat het omkopingsbedrag van € 188.355,00 naar de en/of-rekening van haar en [medeveroordeelde 1] kon worden overgemaakt. Zij heeft aldus een actieve rol gehad in deze smeergeldaffaire en wist dus dat [medeveroordeelde 1] zich liet omkopen. Op 29 april 2005 hebben [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] bijna € 70.000,00 op hun en/of-rekening ontvangen van hun goede vriend [naam 1] . Ook hier was sprake van smeergeld. Het geld werd net als in 2003 overgemaakt in verband met werkzaamheden die [veroordeelde] zou hebben verricht terwijl duidelijk is geworden dat zij geen werkzaamheden heeft verricht. Korte tijd daarna hebben zij en [medeveroordeelde 1] bijna
€ 300.000,00 ontvangen op hun rekening en twee jaar later hebben zij in totaal nog eens bijna € 225.000,00 ontvangen. De rechtbank laat meewegen dat het in alle gevallen om relatief grote bedragen gaat die niet zijn te rijmen met de functie die [medeveroordeelde 1] had en bovendien naar een Spaanse bankrekening zijn overgemaakt terwijl [veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] toen in Nederland woonden.
4.2.3.4. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het onderzoek aannemelijk is dat [veroordeelde] zich heeft schuldig gemaakt aan (schuld)witwassen en dat dit feit er op enigerlei wijze toe heeft geleid dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
4.2.3.5. De vraag is welk voordeel [veroordeelde] in de concrete omstandigheden van dit geval daadwerkelijk heeft behaald.
Uit het rekeningafschrift van de rekening met nummer [nummer] van 27 oktober 2009 blijkt onder meer het volgende.
Datum
Omschrijving
Afschrijving
A.
05-08-2005
Visa classic
€ 1.628,05
B
05-08-2005
€ 15.000,00 [16]
C
08-08-2005
Overboeking naar [nummer]
€ 10.000,00
D
05-09-2005
€ 1.370,88
E
05-10-2005
Contanten [veroordeelde]
€ 500,00
F
07-11-2005
Visa classic
€ 1.977,00
G
15-11-2005
Contanten [veroordeelde]
€ 3.000,00
H
06-02-2006
Visa classic
€ 2.114,00
I
06-02-2006
Swift 65,000,000
€ 65.201,00
4.2.3.6. De bedragen die zijn overgemaakt naar de rekening van [veroordeelde] met nummer [nummer] , in totaal € 30.000,00, kunnen worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel dat door [veroordeelde] is genoten. Hetzelfde geldt voor de € 3.500,00 die zijn afgeschreven en waarbij de omschrijving luidt: “Contanten [veroordeelde] ”.
4.2.3.7. De bedragen die zijn betaald met een creditcard, in totaal € 7.706,92, kunnen voor de helft als door [veroordeelde] genoten wederrechtelijk verkregen voordeel worden bestempeld. De rechtbank verwijst voor deze pondspondsgewijze toerekening naar hetgeen zij hiervoor onder 4.2.1.9. heeft overwogen.
4.2.3.8. De overschrijving op 6 februari 2006 van € 65.000,00 naar de Nederlandse
bankrekening van [naam 3] en dochters te Rotterdam houdt verband met de openstaande rekening van [veroordeelde] die daar op 10 januari 2006 een Mercedes Benz SL 55 AMG automaat met het kenteken [kenteken] heeft gekocht. [veroordeelde] heeft op 4 september 2007 bij Auto Salón Multimarco € 162.168,00 een Bentley Continental GT gekocht. [17]
4.2.3.9. De conclusie is dat [veroordeelde] in totaal € 151.037,96 (€ 30.000,00 + € 3.500,00 + € 32.600,50 + € 3.853,46 + € 81.084,00) aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen.
4.4.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel verkregen dat de rechtbank schat op totaal € 300.834,77.
I. Transactie Bruggebouw-Zuid – AM/Multi en Rochdale € 117.291,00
II. Zaak Rimico Inc. in Houston € 32.505,81
III. Onroerendgoedtransactie De Nieuwe Meer € 151.037,96
De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen die in de voetnoten staan vermeld.

5.De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 300.834,77.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 300.834,77.
Legt op aan
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 300.834,77(driehonderdduizend achthonderdvierendertig euro en zevenenzeventig cent) aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. C. Klomp en N.A.J. Purcell, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juni 2017.

Voetnoten

1.Het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 november 2014, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 1] , opsporingsambtenaar en rechercheur, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD, paragraaf 5.1.1.
2.Het vonnis rechtbank Amsterdam 10 december 2015 in de strafzaak tegen [veroordeelde] .
3.Het arrest Hof Amsterdam van 27 maart 2017 in de strafzaak tegen [medeveroordeelde 1] .
4.Het proces-verbaal ambtshandeling financiële positie [medeveroordeelde 1] van 25 mei 2011, opgemaakt door
5.RHV-002 pagina 99 en 141 van de vertaling (pagina 0004365 en 00004411) en D-0817 67/181
6.D-817 62/181
7.Het proces-verbaal van ambtshandeling van 31 mei 2011, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 3] , beiden opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD Dossiernummer 44212 AH-111 2/4 (40.74.37.665 en 53.17.18.646)
8.Het proces-verbaal ambtshandeling financiële positie [medeveroordeelde 1] van 25 mei 2011, opgemaakt door
9.RHV-002 pagina 133-141 van de vertaling (0004415 en 00004416 en 004431 en 00004432)
10.Het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 november 2014, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 1] , opsporingsambtenaar en rechercheur, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD, paragraaf 5.1.2.
11.Het vonnis rechtbank Amsterdam van 3 februari 2017 in de zaak tegen [naam 1] .
12.RHV-002 pagina 113 en 150 van de vertaling (pagina 00004379 en 00004442 tot en met 00044443).
13.D-0817 (89/181)
14.Het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 november 2014, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 1] , opsporingsambtenaar en rechercheur, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD, paragraaf 5.1.3.
15.Het arrest Hof Amsterdam van 27 maart 2017 in de strafzaak tegen [medeveroordeelde 1] .
16.Overgemaakt naar rekening [nummer] (RHV-002 pagina 113 van de vertaling (00004379 en 00004380).
17.RHV-002 pagina 54 en 60 van de vertaling (00004324 en 00004330).