In deze zaak vorderden eisers de opheffing van conservatoir beslag dat was gelegd op aandelen in verschillende besloten vennootschappen, die eigenaar zijn van Fortispanden aan het Rokin te Amsterdam. De voorzieningenrechter heeft op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in kort geding. De eisers, waaronder [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3], stelden dat het beslag onterecht was gelegd en dat de schade die voortvloeide uit de beslaglegging voor rekening van de beslaglegger moest komen. De gedaagde partij, [gedaagde], had het beslag gelegd op basis van vermeende bestuurdersaansprakelijkheid van [eiser sub 3]. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [eiser sub 3] onrechtmatig had gehandeld en dat de vordering van [gedaagde] niet summierlijk ondeugdelijk was. De rechter herbegrootte de vordering waarvoor beslag was gelegd op € 11.330.000,-, te vermeerderen met rente en kosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag kon worden opgeheven indien eisers voldoende zekerheid stelden. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.