ECLI:NL:RBAMS:2017:3994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
C/13/612110 FA RK 16/4946
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen in het kader van de zorg- en opvoedingstaken van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2017 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd waren in Algerije. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Algerijnse nationaliteit bezit, verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. De man, die alleen de Algerijnse nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank zich onbevoegd te verklaren, omdat er al een verzoek tot echtscheiding bij de Algerijnse rechter aanhangig was gemaakt. De rechtbank heeft de procedure behandeld met gesloten deuren en partijen zijn gehoord, inclusief een tolk voor de vrouw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk op 9 oktober 2016 is ontbonden en dat er twee kinderen uit het huwelijk zijn geboren. In eerdere beschikkingen zijn voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder de toewijzing van de kinderen aan de vrouw en financiële bijdragen van de man. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de echtscheiding uit te spreken en het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, toegewezen. De man heeft zijn verzoeken tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de man geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.

De rechtbank heeft de verdeling van de zorg- en opvoedtaken voorlopig vastgesteld, waarbij de man de kinderen eenmaal in de veertien dagen bij zich heeft. De behandeling van de verzoeken met betrekking tot de financiële bijdragen is aangehouden, zodat de man de benodigde financiële stukken kan overleggen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de verdere behandeling van de zaak pro forma aangehouden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/612110 FA RK 16/4946 (HH/MD)
Beschikking van 14 juni 2017
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [plaats] ,
verzoekende tevens verwerende partij,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. El Aqde, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [plaats] ,
verwerende tevens verzoekende partij,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. S. Bouddount, kantoorhoudende te Weesp.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, te weten:
  • het verzoekschrift van de man ingekomen op 14 juli 2016;
  • het verweerschrift van de vrouw tevens houdende zelfstandig verzoek ingekomen op
6 oktober 2016;
- het verweerschrift van de man op het zelfstandig verzoek van de vrouw ingekomen op
2 december 2016;
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 18 mei
2017. Gehoord zijn: partijen en hun advocaten en een tolk in de Arabische taal voor de vrouw, [naam 1] .

2.De feiten

Partijen zijn met elkaar gehuwd te [land] op [datum] .
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende kinderen geboren:
  • [kind 1] , geboren op [datum] te [plaats] ;
  • [kind 2] , geboren op [datum] te [plaats] .
De vrouw bezit zowel de Nederlandse als de Algerijnse nationaliteit, de man bezit alleen de Algerijnse nationaliteit.
In het kader van voorlopige voorzieningen heeft de rechtbank op 15 juni 2016 een beschikking gegeven. Bij deze beschikking is bepaald dat de kinderen voor de duur van de procedure aan de vrouw worden toevertrouwd, de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en dat de man een bedrag van € 285,-- per kind per maand dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en een bedrag van € 70,-- per maand als uitkering tot levensonderhoud van de vrouw.
Bij beschikking van 21 september 2016, gegeven in het kader van voorlopige voorzieningen, is het verzoek van de man strekkende tot wijziging van de beschikking van 15 juni 2016 ten aanzien van de hierin bepaalde bijdrage ten behoeve van de kinderen afgewezen.
Tenslotte heeft de rechtbank op 21 december 2016 een beschikking gegeven, eveneens in het kader van voorlopige voorzieningen, waarin een verdeling van de zorg- en opvoedtaken is vastgesteld en de vrouw toestemming is verleend om in de kerstvakantie een week met de kinderen naar Algerije op vakantie te gaan.
Blijkens het uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van 20 april 2017 is op
9 oktober 2016 het huwelijk van partijen te Blida, Algerije, ontbonden wegens echtscheiding.

3.De verzoeken en verweren

3.1.
De vrouw verzoekt in haar inleidend verzoekschrift de rechtbank om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw zal zijn, de echtelijke huurwoning aan de vrouw wordt toegekend, dat een eventueel tussen partijen overeengekomen regeling aan de beschikking wordt gehecht en wordt gewaarmerkt als ouderschapsplan. Voorts verzoekt de vrouw te bepalen dat de man een aantal financiële stukken dient te verstrekken. Ten aanzien van de kinderalimentatie verzoekt de vrouw primair het door de man te betalen bedrag te bepalen op € 1.000,-- per maand, danwel subsidiair een bedrag van € 570,-- per maand. En ten aanzien van de partneralimentatie om een bijdrage van € 500,-- per maand te betalen, dan wel subsidiair een bedrag van € 70,-- per maand, danwel een kinderbijdrage en een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw te bepalen met ingang van een datum welke de rechtbank juist acht.
3.2.
De man heeft een verweerschrift ingediend en heeft primair verzocht de behandeling van de zaak aan te houden totdat de Algerijnse rechter is beslist op het verzoek tot echtscheiding dat bij de Algerijnse rechter is ingediend op of omstreeks 10 april 2016.
Voorts verzoekt de man de rechtbank zich onbevoegd te verklaren tot de kennisneming van het verzoek tot echtscheiding en de verzochte nevenvoorzieningen, zodra de Algerijnse rechter het verzoek tot echtscheiding heeft toegewezen.
Subsidiair verzoekt de man, indien en voor zover de rechtbank zich bevoegd acht om kennis te nemen van het verzoek, te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen ieder weekend bij de man zijn van vrijdag na school tot maandag naar school, waarbij de man de kinderen van school haalt en maandag weer naar school brengt. Voorts verzoekt hij te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen de helft van alle schoolvakanties en de helft van de feestdagen bij de man zijn, waarbij de man de kinderen haalt en brengt. De verzoeken van de vrouw met betrekking tot de kinderbijdrage en uitkering tot levensonderhoud verzoekt hij af te wijzen bij gebrek aan draagkracht aan zijn zijde.
3.3.
In het verweerschrift op zelfstandig verzoek van de vrouw heeft de vrouw verzocht de verzoeken van de man af te wijzen.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
De man doet een beroep op artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en stelt dat de rechtbank niet bevoegd is nu in Algerije tussen partijen reeds een verzoek tot echtscheiding is toegewezen.
Artikel 12 bepaalt dat indien een zaak voor een rechter van een vreemde staat aanhangig is gemaakt en daarin een beslissing kan worden gegeven die voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is, de Nederlandse rechter bij wie nadien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp is aangebracht, de behandeling kan aanhouden totdat daarin door eerstbedoelde rechter is beslist. Indien die beslissing voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar blijkt te zijn, verklaart de Nederlandse rechter zich onbevoegd.
Nu blijkens het uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van 20 april 2017 op
9 oktober 2016 het huwelijk van partijen te Blida, Algerije, is ontbonden wegens echtscheiding is de rechtbank van oordeel dat het beroep van de man op de exceptio litispendentie slaagt. Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd is ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding. Gevolg daarvan is dat de rechtbank eveneens niet bevoegd is ten aanzien van de door partijen verzochte nevenvoorzieningen, die de rechter op grond van het bepaalde in artikel 827 Rv ingeval van het uitspreken van de echtscheiding kan treffen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2017 heeft de vrouw, met instemming van de man, haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij - als zelfstandige verzoeken - verzoekt te bepalen dat de minderjarige kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben, dat de man een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen dient te voldoen, alsmede een uitkering tot haar levensonderhoud. De man heeft op zijn beurt zijn subsidiaire verzoek gewijzigd en verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedtaken te bepalen.
De rechtbank zal, uit proceseconomische redenen, deze gewijzigde verzoeken van partijen beoordelen.
Hoofdverblijf
Nu de man geen verweer voert tegen het verzoek van de vrouw te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben, ligt dit verzoek voor toewijzing gereed.
Verdeling zorg- en opvoedtaken
Sinds april 2017 zijn partijen gestart met het traject van Altra, Ouderschap Blijft. Reeds in december 2016 hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken in het kader van voorlopige voorzieningen. De man heeft de rechtbank verzocht voorlopig de regeling zoals deze is vastgesteld bij beschikking van 21 december 2016 in het kader van de voorlopige voorzieningen te handhaven. Nu de vrouw heeft aangegeven dat zij hiermee kan instemmen zal de rechtbank als (voorlopige) verdeling van de zorg- en opvoedtaken bepalen dat de man de kinderen eenmaal in de veertien dagen van vrijdag uit school tot zaterdag 19.00 uur en een maal in de veertien dagen (in de andere week) van woensdag uit school tot 19.00 uur bij zich zal hebben. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen na afronding van het traject bij Altra zelf in overleg de definitieve verdeling zullen vaststellen, alsmede afspraken zullen maken over de verdeling van de vakanties en de feestdagen.
Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding en uitkering tot levensonderhoud van de vrouw:
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2017 heeft de man gesteld dat hij als ZZP-er een taxibedrijf heeft. Hij beschikt echter niet over een eigen taxi. Deze huurt de man. De ritadministratie en de daarbij gemoeide omzet geeft de man direct door aan de boekhouder en deze verzorgt de doorgeleiding naar de belastingdienst. De man heeft stukken in het geding gebracht over 2016, maar de rechtbank beschikt niet over definitieve aanslagen en/of aangiften IB. Nu de vrouw de door de man in het geding gebrachte jaarstukken betwist en heeft gesteld dat op basis hiervan een berekening van de draagkracht van de man niet mogelijks is en de rechtbank deze mening deelt, zal de rechtbank de behandeling van deze verzoeken pro forma aanhouden om de man in de gelegenheid te stellen de laatst opgelegde definitieve aanslag en de aangiften IB over 2014 en 2015 in het geding te brengen vòòr
12 juli 2017. De man dient tevens een met stukken onderbouwde draagkrachtberekening in het geding te brengen. De vrouw wordt vervolgens tot
2 augustus 2017in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op de stukken en de berekening van de man te reageren en zij dient eveneens een met stukken onderbouwde draagkrachtberekening in het geding te brengen. Tevens dienen partijen zich uit te laten over de door hen gewenste voortgang van de procedure.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De rechtbank:
- stelt de hoofdverblijfplaats van [kind 1] , geboren op [datum] te [plaats] en [kind 2] , geboren op [datum] te [plaats] , vast bij de vrouw;
- bepaalt - totdat partijen na afronding van het traject bij Altra in onderling overleg anders afspreken - de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden: de man de voornoemde minderjarigen eenmaal in de veertien dagen van vrijdag uit school tot zaterdag 19.00 uur en een maal in de veertien dagen (in de andere week) van woensdag uit school tot 19.00 uur bij zich zal hebben;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de behandeling omtrent de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen,
pro formawordt voortgezet op
2 augustus 2017in afwachting van de stukken van de zijde van de man en de schriftelijke reactie van de vrouw en houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. H.C. Hoogeveen, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.C. Duijzer, griffier, op 14 juni 2017 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).