In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor gespecialiseerde ambulante ondersteuning. Eiseres, die lijdt aan multiple sclerose, ontving eerder een pgb op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om haar slechts 3 uur per week gespecialiseerde ambulante ondersteuning toe te kennen. Eiseres betoogde dat de hulp die haar partner biedt, niet als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt, maar als bovengebruikelijke hulp, en dat zij recht heeft op meer uren ondersteuning.
De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de specifieke omstandigheden van eiseres en de mogelijkheden van haar partner om gebruikelijke hulp te bieden. De rechtbank stelde vast dat het bestreden besluit gebreken vertoonde, omdat verweerder niet had aangetoond dat de hulp van de partner binnen de grenzen van gebruikelijke hulp valt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.