ECLI:NL:RBAMS:2017:4096

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
13/701064-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van hennep in grote hoeveelheden door verdachte

Op 7 juni 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 januari 2017 in Amsterdam en omstreken vier dozen met hennep heeft vervoerd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 24 mei 2017, waar de officier van justitie, mr. A. van de Venn, de vordering heeft gedaan. De verdachte, geboren in 1979 en ingeschreven op een bepaald adres, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 75,6 kilogram hennep, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

Tijdens de zitting heeft de officier van justitie bewijs gepresenteerd, waaronder processen-verbaal van observatie en foto's van de in beslag genomen dozen. De verdachte heeft verklaard dat hij koerierswerkzaamheden verrichtte en geen kennis had van de inhoud van de dozen. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was, gezien zijn nerveuze gedrag tijdens de staandehouding en het feit dat hij de dozen in zijn voertuig had geplaatst. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de inhoud van de dozen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk vervoeren van hennep, maar kon geen exact gewicht vaststellen van de in beslag genomen hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de toepasselijke artikelen van de Opiumwet genoemd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. T.T. Hylkema als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701064-17 (Promis)
Datum uitspraak: 7 juni 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
, en aldaar feitelijk verblijvende.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Hardonk, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 11 januari 2017 te Amsterdam en/of Landsmeer en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 75,6 kilogram
(4 dozen), althans een grote hoeveelheid, hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte op 11 januari 2017 vier dozen met daarin 33,25 kilogram hennep heeft vervoerd. De officier van justitie heeft zich hierbij in het bijzonder gebaseerd op de processen-verbaal van observatie en van staandehouding van verdachte. Ook heeft zij verwezen naar de zich in het dossier bevindende foto’s van in totaal vier op een digitale weegschaal staande dozen, waarop telkens het gewicht van de desbetreffende doos op het scherm is afgebeeld. Uit het feit dat er een A4-tje op de dozen ligt met de tekst "auto" kan, volgens de officier van justitie, worden afgeleid dat het de dozen betreft die in de bestelbus van verdachte zijn aangetroffen., . De verklaring van verdachte dat hij koerierswerkzaamheden verrichtte en geen wetenschap van de aanwezigheid van hennep in de dozen had acht de officier van justitie onaannemelijk, nu het een vage, ongedetailleerde en niet onderbouwde verklaring betreft.
Op basis van het dossier kan volgens de officier van justitie worden vastgesteld dat verdachte wel degelijk wist dat hij hennep aan het vervoeren was. Verdachte vertoonde op het moment van zijn staandehouding schichtig, nerveus en onrustig gedrag en gaf verbalisanten geen toestemming om hem te fouilleren of om in de achterbak van zijn bestelbus te kijken. Ook als verdachte in zijn verhaal gevolgd zou worden, had hij onder de vaag gebleven omstandigheden van zijn opdracht op zijn minst nader onderzoek moeten doen naar de inhoud van de dozen die hij zou gaan vervoeren en heeft hij zich door dat niet te doen bewust blootgesteld aan de kans dat er (soft)drugs in zouden zitten, aldus de officier van justitie.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de inhoud van de vier dozen die hij in zijn bestelbus vervoerde en dit redelijkerwijs ook niet had hoeven te hebben. Verdachte verrichte wel eens op verzoek koerierswerkzaamheden en heeft de dozen niet bij de geobserveerde garagebox, maar een huizenblok verderop op een openbare parkeerplaats ontvangen.
Deze gang van zaken is volgens de raadsman tegenwoordig niet ongebruikelijk en kan niet op voorhand als verdacht worden aangemerkt. Verdachte heeft bij het overladen van de dozen geen hennepgeur geroken en de verbalisanten, die de bestelbus hebben opengemaakt, hebben daar ook geen melding van gemaakt. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat normaliter bij koeriersdiensten, zoals DHL of Post NL, de verzender en niet de vervoerder verantwoordelijk wordt gehouden voor de inhoud van een pakket en dat het ongebruikelijk is dat een koerier een pakket van te voren openmaakt om de inhoud te bekijken.
Het nerveuze en rillende gedrag van verdachte bij zijn staandehouding is volgens de raadsman gelegen in het feit dat verdachte een nogal nerveuze persoonlijkheid heeft en hij ten tijde van zijn staandehouding slechts gekleed was in een overhemd terwijl de gevoelstemperatuur die dag 3.6 graden Celsius was.
De raadsman heeft ten slotte aangevoerd dat uit het dossier niet een specifiek gewicht van de aangetroffen hennep kan worden vastgesteld, zodat de ten laste gelegde 75,6 kilogram dan wel een grote hoeveelheid hennep niet bewezen kan worden. Onvoldoende duidelijk is of de dozen die zijn gewogen uit de bestelbus van verdachte afkomstig zijn. Het enkele feit dat er een A4-tje met het woord "auto" op de dozen ligt, is hiervoor niet voldoende. Evenmin is volgens de raadsman bekend of de in het dossier genoemde hoeveelheden hennep het netto gewicht bedragen en of het droge of natte hennep betreft.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de verschillende processen-verbaal van bevindingen, zoals in de bijlage weergegeven, blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 11 januari 2017 dozen uit een garagebox in Amstelveen in de auto van [medeverdachte 1] hebben ingeladen en dat [medeverdachte 1] vervolgens even verderop samen met verdachte een aantal dozen in de bestelbus van verdachte heeft overgeladen. Deze dozen bleken hennep te bevatten. Ook in de garagebox zijn meerdere (soortgelijke) dozen met hennep aantroffen.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat wanneer iemand vier dozen aanneemt en in zijn voertuig plaatst, in beginsel mag worden aangenomen dat hem de inhoud daarvan bekend is.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de dozen heeft opgehaald als koeriersklus en dat hij niet wist wat erin zat. De rechtbank acht op het eerste gezicht weinig aannemelijk dat verdachte op verzoek van een hem onbekende opdrachtgever een onbekende lading met onbekende bestemming vervoerde. Daar komt bij dat verdachte zijn verhaal op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Ook zijn stelling dat hij vaker koeriersdiensten verrichte, wordt nergens door geschraagd. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte terzijde schuift.
Aangenomen moet dus worden dat verdachte wist wat hij vervoerde. Nadere ondersteuning hiervoor ziet de rechtbank in de omstandigheid dat verdachte bij zijn staandehouding een nerveuze indruk maakte (onrustig bewegen, schichtig om zich heen kijken, trillen met de handen) en niet wilde dat de agenten in zijn (gehuurde) bestelbus zouden kijken. De uitleg die door de verdediging voor dit gedrag is gegeven overtuigt de rechtbank niet.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk hennep heeft vervoerd.
Ten aanzien van de hoeveelheid hennep overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het dossier op dat punt veel te wensen overlaat. De kennisgevingen van inbeslagneming ontbreken, er zijn geen itemnummers aan de inbeslaggenomen dozen en tassen gekoppeld en er is niet per doos of tas een omschrijving van de inhoud en het gewicht daarvan gegeven. Wel bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen waarin is vermeld dat de inbeslaggenomen dozen sealbags met weed bevatten en dat de softdrugs zonder de dozen en tassen waarin zij is aangetroffen is gewogen en dat het totale – de rechtbank begrijpt: netto – gewicht van de inbeslaggenomen henneptoppen 75,6 kilogram betreft. Dit proces-verbaal is opgemaakt door verbalisanten die ook bij de observatie op 11 januari 2017 betrokken zijn geweest. Een van deze verbalisanten, verbalisant [naam verbalisant] , is degene geweest die de dozen en tassen hennep in de garagebox heeft aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan kan worden vastgesteld dat het totale gewicht van alle aangetroffen hennep, namelijk de vier dozen en vier tassen uit de garagebox en de vier dozen uit de bestelbus van verdachte, 75,6 kilogram bedraagt.
Daarnaast bevinden zich in het dossiers foto’s van in totaal vier dozen op een weegschaal met het gewicht daarop afgebeeld
(respectievelijk: 9,56 kg, 9,47 kg, 9,47 kg en 4,66 kg).Op de dozen ligt een wit A4-tje met daarop onder meer de tekst "auto". Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat deze werkwijze een onvoldoende waarborg biedt om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat het hier de dozen uit de bestelbus van verdachte betreft. De rechtbank zal daarom geen specifiek gewicht bewezen verklaren, maar volstaan met de vaststelling dat verdachte vier dozen met hennep heeft vervoerd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, bewezen dat verdachte:
op 11 januari 2017 te Landsmeer en Amstelveen, opzettelijk heeft vervoerd 4 dozen met hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen uitdrukkelijk strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft de raadsman opgemerkt dat niet duidelijk is of het om droge of natte hennep ging.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft vier dozen met hennep vervoerd. Aangenomen mag worden dat het hier een voor de handel bestemde voorraad betrof. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit.
Verdachte is, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
25 april 2017 eerder veroordeeld voor hennepteelt. Kennelijk heeft dat hem er niet van weerhouden zich opnieuw op grotere schaal bezig te houden met hennep.
Bij het bepalen van de strafmaat in zaken als deze komt veel betekenis toe aan de hoeveelheid verdovende middelen. Zoals hiervoor onder 4.3 is weergegeven kan dat in deze zaak niet exact worden vastgesteld. Wel is duidelijk dat het gezamenlijk netto gewicht van de 8 dozen en 4 tassen ruim 75 kilo betrof, en dat 4 van de 8 dozen een gezamenlijk (bruto) gewicht van ruim 33 kilogram hadden. Ook is bekend dat de vier dozen uit de bestelbus qua formaat en wijze van verpakking van de hennep overeenkwamen met de vier dozen uit de garagebox. Op grond van deze gegevens, neemt de rechtbank aan dat de vier dozen uit de bestelauto in ieder geval 25 kilogram aan hennep bevat zullen hebben. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat van deze hoeveelheid uitgaan. Gelet op het feit dat de hennep in sealbags was verpakt, is voorts niet aannemelijk dat het om natte hennep zou gaan, zoals door de raadsman naar voren is gebracht.
Al het voorgaande overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van zes maanden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.T. Hylkema, voorzitter,
mrs. S. Ju en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.N. van Rappard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2017.