ECLI:NL:RBAMS:2017:4116

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
AMS 17/2707 & AMS 16/5698
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindafrekening bestuursrechtelijke premie en de verplichting tot zorgverzekering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [de man] en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de eindafrekening van de bestuursrechtelijke premie. [de man] is principieel oneens met het stelsel van verplichte zorgverzekeringen, maar het besluit waartegen hij zich verzet betreft niet de verplichting zelf, maar de eindafrekening die het CAK op 15 april 2016 heeft verzonden. Het CAK had eerder boetes opgelegd aan [de man] omdat hij geen zorgverzekering had afgesloten, wat verplicht is volgens de wet. Na het indienen van een bezwaar door [de man] heeft het CAK dit bezwaar ongegrond verklaard, waarna [de man] beroep heeft ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 8 juni 2017 de zaak behandeld, waarbij [de man] aanwezig was, maar het CAK niet. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het CAK, na een wetswijziging op 1 januari 2017, het bevoegde bestuursorgaan is in deze zaak. [de man] heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de voorzieningenrechter is gehonoreerd, gezien zijn financiële situatie.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de principiële discussie over de verplichting tot het afsluiten van een zorgverzekering niet aan de orde kan komen in deze procedure, omdat het besluit enkel betrekking heeft op de eindafrekening van de bestuursrechtelijke premie. De voorzieningenrechter heeft het beroep van [de man] ongegrond verklaard, het verzoek om schadevergoeding afgewezen en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen belang meer bij was na de uitspraak in het beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 17/2707 (voorlopige voorziening) & AMS 16/5698 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juni 2017 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam,

en

het Centraal administratie kantoor (CAK).

Partijen worden hierna [de man] en het CAK genoemd.

Procesverloop

Op 15 april 2016 heeft het CAK [de man] een ‘eindafrekening betaling bestuursrechtelijke premie’ gestuurd.
Op 16 augustus 2016 heeft het CAK het bezwaar van [de man] tegen het besluit van 15 april 2016 ongegrond verklaard (het besluit).
[de man] heeft tegen het besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een spoedmaatregel (een voorlopige voorziening) te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2017. [de man] is verschenen. Het CAK is niet vertegenwoordigd.

Overwegingen

Wetswijziging
1. Op 1 januari 2017 heeft het CAK door een wetwijziging een aantal taken van het Zorginstituut Nederland overgenomen, waaronder de regelingen over onverzekerden. Dit betekent dat het CAK in de zaken van [de man] op dit moment het bevoegde bestuursorgaan is. In deze uitspraak moet waar ‘het CAK’ staat ook begrepen worden: het Zorginstituut Nederland en het College voor Zorgverzekeringen.
Vrijstelling griffierecht
2.1.
Volgens de wet moet diegene die beroep instelt (en/of een verzoek om een voorlopige voorziening indient) griffierecht betalen aan de rechtbank. Maar de verplichting griffierecht te betalen mag tegelijkertijd geen barrière vormen om naar de rechter te kunnen stappen. De persoon die vanwege zijn financiële situatie door de verplichting griffierecht te betalen geen toegang tot de rechter krijgt, kan vragen om vrijstelling. [de man] heeft gevraagd om vrijstelling.
2.2.
De voorzieningenrechter honoreert het beroep van [de man] op betalingsonmacht om het vereiste griffierecht te kunnen betalen. [de man] is dus vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Deze vrijstelling geldt voor het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep.
De aanleiding van het besluit
3.1.
Op 29 september 2011 en 11 mei 2012 heeft het CAK [de man] boetes opgelegd, omdat hij geen zorgverzekering heeft afgesloten, terwijl dit wel verplicht is.
3.2.
Omdat [de man] op 12 september 2013 geen zorgverzekering had, heeft het CAK op die datum voor [de man] een zorgverzekering afgesloten per 1 oktober 2013. Dit staat in een besluit van het CAK van 26 september 2013. De bestuursrechtelijk premie van deze verzekering bedroeg (in 2013) € 123,17 per maand. In het besluit van 15 april 2016 heeft het CAK de eindafrekening opgemaakt. [de man] moet nog € 1.366,26 betalen. Dit besluit is gehandhaafd nadat [de man] bezwaar had gemaakt.
Het standpunt van [de man]
4. Kort gezegd is [de man] het principieel oneens met de regelgeving over de verplichting tot het moeten afsluiten van een (particuliere) zorgverzekering. [de man] stelt dat het moeten betalen van bestuursrechtelijke premies in strijd is met internationale verdragen. [de man] beschouwt deze als bestraffend, zoals een boete. Het CAK handelt daarom onrechtmatig, zo betoogt [de man] . Desnoods verzoekt [de man] de voorzieningenrechter wetgeving opzij te zetten en het zogenaamde toetsingsverbod [1] van artikel 120 van de Grondwet te doorbreken.
‘Kortsluiting’
5. De voorzieningenrechter maakt in deze zaak van de bevoegdheid gebruik om meteen in de beroepsprocedure uitspraak te doen, omdat hij vindt dat hij voldoende voorgelicht en geïnformeerd is. Verder onderzoek is daarom niet noodzakelijk. [2]
De beoordeling van de voorzieningenrechter
6.1.
Uit het beroepschrift en uit wat [de man] op de zitting naar voren heeft gebracht, maakt de voorzieningenrechter op dat hij het niet eens is met het Nederlandse ziektekostenstelsel van verplichte zorgverzekeringen. Daarom wil hij dus ook niet dat het CAK voor hem een ziektekostenverzekering afsluit en dat hij daarvoor een bestuursrechtelijke premie moet betalen.
6.2.
De voorzieningenrechter oordeelt dat deze principiële discussie niet gevoerd kan worden in deze procedure. Het besluit gaat namelijk over een heel ander onderwerp. Het besluit gaat over het vaststellen van een eindafrekening over bestuursrechtelijke premies die [de man] zijn opgelegd en die hij nog moet betalen. Het besluit gaat niet over het opleggen van de verplichting bestuursrechtelijke premies te betalen. Die verplichting is al eerder opgelegd in het besluit van 26 september 2013. Omdat de voorzieningenrechter alleen kan toetsen wat in het besluit vermeld staat en de gronden van [de man] daar geen betrekking op hebben, kan het beroep van [de man] dus niet slagen.
6.3.
Het is overigens maar de vraag of [de man] de verplichting een bestuursrechtelijke premie te betalen (bestuursrechtelijk) aan de orde kan stellen. Besluiten hierover staan namelijk op de zogenaamde ‘negatieve lijst’. [3] Besluiten die zijn genomen op basis van wetten die op deze lijst staan, kunnen niet (bestuursrechtelijk) aan de kaak gesteld worden door middel van bezwaar of beroep.
Conclusie
7.1.
De voorzieningenrechter stelt [de man] dus in het ongelijk en zal het beroep tegen het besluit ongegrond verklaren. Dit betekent dat het besluit ongewijzigd blijft.
7.2.
Omdat [de man] geen gelijk krijgt, kan de voorzieningenrechter het CAK ook niet veroordelen tot het vergoeden van immateriële schade die [de man] stelt te hebben geleden.
7.3.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wijst de voorzieningenrechter af. [de man] heeft daar geen namelijk geen belang meer bij, omdat er een oordeel in het beroep is gegeven.
7.4.
Tot slot ziet de voorzieningenrechter geen reden het CAK te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2017.
de griffier
de voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Dan is hoger beroep mogelijk. Het hoger beroep moet worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van deze uitspraak. Dit hoger beroep kan alleen worden ingesteld tegen de beslissing op het beroep. De beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening is definitief: daar kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens het hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten? Dan kunt u de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een spoedmaatregel (een voorlopige voorziening).
Zie voor meer informatie rechtspraak.nl

Voetnoten

1.Het toetsingsverbod verbiedt de rechter om wetten te toetsen aan de Grondwet. Met andere woorden: een rechter mag wetten niet beoordelen of willen veranderen.
2.Ook wel ‘kortsluiting’ genoemd. Zie voor deze bevoegdheid artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie voor deze uitsluiting: artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht.