ECLI:NL:RBAMS:2017:4496

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2127
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering subsidie voor evenement Bijlmer at the Beach door stadsdeel Zuidoost

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen M-Jo B.V. en het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuidoost. M-Jo B.V. had een subsidie van ruim 37.000 euro ontvangen voor het organiseren van het evenement 'Bijlmer at the Beach' in 2012. Na het evenement heeft het stadsdeel de subsidie op nihil vastgesteld en een bedrag van 37.050 euro teruggevorderd, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering van circa 17.500 euro terecht was, omdat M-Jo B.V. niet aan de voorwaarden had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk, omdat dit was vervangen door een herzien besluit waarin de subsidie op 19.352,90 euro was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering van het teveel betaalde voorschot van 17.697,10 euro gerechtvaardigd was. De rechtbank wees ook op de verplichtingen van M-Jo B.V. om het evenement te realiseren zoals in de subsidieaanvraag was beschreven, en concludeerde dat de activiteiten niet in overeenstemming waren met de subsidievoorwaarden. De rechtbank heeft de proceskosten en het griffierecht aan eiseres toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/2127

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juni 2017 in de zaak tussen

M-Jo B.V., te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. G.M. Haring),
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuidoost, voorheen het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuidoost,verweerder
(gemachtigde: mr. N. Madrai).

Procesverloop

In het besluit van 10 juli 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidie van eiseres voor het evenement Bijlmer at the Beach 2012 op nihil vastgesteld en een bedrag van € 37.050,- teruggevorderd.
In het besluit van 7 maart 2014 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Hangende het beroep heeft verweerder op 15 november 2016 (het bestreden besluit 2) het bestreden besluit 1 herzien, in die zin dat de subsidie op € 19.352,90 wordt vastgesteld en een bedrag van € 17.697,10 wordt teruggevorderd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door haar bestuurder, [naam 1] . Ook was van de zijde van eiseres aanwezig [naam 2] , zwager van [naam 1] en van beroep boekhouder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren van de zijde van verweerder aanwezig [naam 3] , financieel adviseur, [naam 4] , programmacoördinator Kunst, Cultuur en Evenementen, en [naam 5] , medewerkster van de gemeente die betrokken was bij de voorfase van de subsidieverlening.

Overwegingen

Feiten en standpunten van partijen
1. Op 5 april 2012 heeft eiseres subsidie aangevraagd voor het door haar te organiseren evenement ‘Bijlmer at the Beach’.
2. Op 8 juni 2012 heeft verweerder aan eiseres een subsidie van maximaal € 39.000,- verleend. Als voorschot is € 37.050,- uitgekeerd. Eiseres is erop gewezen dat zij vóór 1 april 2013 de aanvraag moet hebben ingediend voor het vaststellen van de budgetsubsidie over 2012. De verleningsbeschikking van 8 juni 2012 vermeldt, voor zover hier van belang, verder het volgende:
“[…] U realiseert in juli en augustus 2012 op het Hoekenrodeplein Bijlmer at the Beach, zoals omschreven in uw subsidieaanvraag. Het festival zal minimaal 3.000 bezoekers trekken.
U realiseert op het Hoekenrodeplein een city beach met zandstrand, ligstoelen,
badderplaats, eettentjes, live muziek en filmvertoningen. Dit gebeurt in samenwerking met
lokale ondernemers. Het subsidiebedrag dient besteed te worden aan kosten die direct
verbonden zijn aan de realisatie van het festival. De overige kosten voor het festival dient
u te dekken uit subsidies die u van verschillende partijen ontvangt. Wanneer blijkt dat dit
niet het geval is en het evenement daarom niet door kan gaan, dient u op grond van
artikel 4:57 van de Awb het bedrag terug te betalen. […]
Uw financiële verantwoording bestaat uit een overzicht met de begrotingsposten zoals genoemd in de aanvraag, met daarnaast opgenomen de werkelijke kosten en opbrengsten. Eventuele relevante afwijkingen tussen begrote kosten en opbrengsten respectievelijk gerealiseerde kosten en opbrengsten
dienen vervolgens te worden toegelicht. […]”
3. Met het primaire besluit heeft verweerder de subsidie ambtshalve op nihil vastgesteld, omdat eiseres in gebreke is gebleven alle vereiste informatie in het kader van de verantwoording van de besteding van de toegekende subsidiemiddelen tijdig aan te leveren. Verweerder heeft een bedrag van € 37.050,- van eiseres teruggevorderd.
4. In het bestreden besluit 1 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
5. Hangende het beroep heeft verweerder het bestreden besluit 1 herzien. In het bestreden besluit 2 is het subsidiebedrag alsnog vastgesteld op € 19.352,90 en is het teruggevorderde bedrag verlaagd naar € 17.697,10.
Ten aanzien van het bestreden besluit 1
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bestreden besluit 1 heeft vervangen door het bestreden besluit 2. Daarmee heeft verweerder een besluit genomen als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Niet gebleken is dat eiseres nog belang heeft bij beoordeling van haar beroep, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 1. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van het bestreden besluit 2
Standpunt eiseres in beroep
7. Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat verweerder ten onrechte slechts
€ 19.352,90 aan subsidie heeft toegekend. Verweerder wist dat eiseres geen ervaring had met het organiseren van evenementen en de hierbij komende subsidieaanvraag. Ook werd op voorhand aangegeven dat nog niet kon worden geïnvesteerd en bedrijven nog niet konden worden benaderd voor bijvoorbeeld sponsoring zolang de vergunning en de subsidie nog niet waren verstrekt. Deze zijn pas vlak voor het evenement verstrekt. In de periode voorafgaand aan en gedurende het evenement is er steeds contact geweest met verweerder. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de problemen rondom het te realiseren strand en de vervuilde grond. Nimmer is daarbij aangegeven dat de subsidie in gevaar zou komen. Eiseres heeft zich tot het uiterste ingespannen om van het evenement een succes te maken binnen de grenzen van wat op het laatste moment nog mogelijk was. Dat is in de visie van eiseres ook gelukt. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de door eiseres verrichte inspanningen en onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom niet alle opgevoerde en verantwoorde kosten worden vergoed.
Standpunt verweerder in beroep
8. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verleningsbeschikking en dat zij daarmee de eisen die werden gesteld aan de subsidieverlening heeft geaccepteerd. Vertraging in de vergunningsverlening is grotendeels aan eiseres zelf te wijten. Eiseres heeft het evenement uiteindelijk niet gerealiseerd op de wijze zoals was afgesproken. In plaats daarvan heeft eiseres een aantal activiteiten georganiseerd die niet de afgesproken uitstraling hadden. Eiseres heeft geen prestatie geleverd die in lijn is met de hoogte van de gevraagde bijdrage. Zo heeft het evenement niet plaatsgevonden zeven dagen per week, drie maanden lang, maar slechts twee dagen per week gedurende vier à vijf weken. Ook is er geen stadsstrand gerealiseerd. Wel heeft eiseres een aantal activiteiten rondom haar eigen koffiekeet georganiseerd, maar dus niet op de afgesproken plaats voor de City Beach. Verweerder heeft eiseres gedurende het subsidietraject en lopende het evenement duidelijk gemaakt dat zij de activiteiten diende uit te voeren volgens de aanvraag. Uitgaande van de financiële stukken die eiseres op 18 mei 2016 heeft ingediend met de bijbehorende facturen is uiteindelijk alsnog € 19.352,90 toegekend. Verweerder is van mening hiermee zeer coulant te zijn geweest richting eiseres.
Overwegingen rechtbank
9. Artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb bepaalt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden.
10. Op grond van de verleningsbeschikking was eiseres verplicht het evenement Bijlmer at the Beach te realiseren in de maanden juli en augustus. Vast staat dat het evenement niet de gehele maanden juli en augustus heeft plaatsgevonden, maar van eind juli tot eind augustus. Ook waren er niet zeven dagen per week activiteiten, maar slechts drie of vier dagen per week. Dit betekent dat in elk geval op minder dagen activiteiten hebben plaatsgevonden dan waartoe eiseres verplicht was. Reeds hierom was verweerder op grond van het hiervoor genoemde artikel van de Awb bevoegd de subsidie lager vast te stellen dan het bedrag van de subsidieverlening. Of het uiteindelijk door eiseres georganiseerde evenement (ook) op andere onderdelen qua inhoud en/of uitstraling afweek van de verplichtingen op grond van de verleningsbeschikking, alsmede voor wiens rekening en risico deze afwijkingen dienen te komen, kan dan ook in het midden blijven.
11. Verweerder heeft er in het bestreden besluit 2 voor gekozen om de subsidie vast te stellen aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten die op voorhand waren begroot en die zijn te relateren aan het evenement zoals dat uiteindelijk is uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze keuze van verweerder niet onevenredig. Door de subsidie in dit geval vast te stellen op basis van werkelijk gemaakte kosten, voor zover deze waren begroot, kan immers niet worden gezegd dat eiseres tekort wordt gedaan.
12. Partijen verschillen van mening over de omvang van de werkelijk gemaakte kosten met betrekking tot een aantal kostenposten.
13. De rechtbank stelt vast dat partijen het eens zijn over de vergoeding van de posten vergunningen (€ 1.600,-), tenten (€ 5.050,-), kramen (€ 200,-) en inrichting (€ 1.915,40). Op deze punten is de subsidievaststelling door verweerder in overeenstemming met de laatstelijk door eiseres gedane opgave van haar kosten (zie bijlage 33 van de door verweerder op 21 april 2017 aan de rechtbank toegezonden nadere stukken).
14. De rechtbank zal de posten waarover partijen van mening verschillen hierna bespreken.
De post muziek
15. Eiseres maakt wat deze post betreft aanspraak op vergoeding van € 4.550,-. Hiervan heeft verweerder een bedrag van € 3.110,50 toegekend.
16. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat bijvoorbeeld de factuur Blackstar inzake de live muziek volledig is gehonoreerd, maar dat van de facturen (van bijvoorbeeld Bax-shop) inzake de aankoop van apparatuur slechts de helft is gehonoreerd. Op deze laatste facturen is een factor van 0.5 toegepast omdat de apparatuur - anders dan was afgesproken - niet was gehuurd maar gekocht. Hierdoor heeft eiseres ook in de toekomst nog voordeel van deze apparatuur en kunnen de aankoopkosten niet volledig aan het evenement worden toegerekend.
Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat het huren van de apparatuur duurder bleek te zijn dan de aankoop ervan en dat daarom voor aankoop is gekozen. Bovendien ging zij er ten tijde van de aanschaf vanuit dat het evenement jaarlijks zou terugkeren.
17. De rechtbank acht het niet onredelijk dat niet het volledige aankoopbedrag van de muziekapparatuur voor subsidievaststelling in aanmerking komt. De apparatuur is immers eigendom geworden van eiseres en vertegenwoordigt daarmee een bepaalde waarde. Zo kan eiseres deze apparatuur nadien hergebruiken of verkopen. Het slechts vergoeden van de helft van de gemaakte aankoopkosten, naast volledige vergoeding van de gemaakte kosten voor livemuziek/dj’s, acht de rechtbank daarom niet onredelijk. Verweerder heeft dus de subsidie voor de post muziek mogen vaststellen op € 3.110,50.
De post marketing
18. Eiseres maakt wat deze post betreft aanspraak op vergoeding van € 7.332,-. Hiervan heeft verweerder een bedrag van € 4.500,- toegekend.
19. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in beginsel niet méér wordt vergoed dan is begroot door eiseres in haar aanvraag. Voor marketing was een bedrag van € 4.500,- begroot. Verder is het onduidelijk waarom de creditfactuur van Frogbite niet in mindering strekt op het totale bedrag aan gemaakte kosten voor marketing.
Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij sommige bedrijven achteraf bereid heeft gevonden een korting op de factuur te verlenen en dus een deel van de factuur te crediteren. Deze creditering was volgens eiseres een vorm van sponsoring.
20. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat de creditfactuur van Frogbite een sponsorbijdrage is voor het evenement. Uit de creditfactuur, die niets vermeldt over sponsoring, kan dit niet worden opgemaakt en ook overigens ontbreken aanknopingspunten daarvoor. Nu niet aannemelijk is dat dit sponsorgeld betrof, kan de creditfactuur in mindering worden gebracht op de gemaakte marketingkosten. In totaal (minus de creditfactuur) bedragen die kosten € 4.057,-. De rechtbank constateert dat de door verweerder toegekende vergoeding van € 4.500,- conform de begroting is en hoger dan de werkelijke kosten. Daarom kan niet worden gezegd dat verweerder de subsidie voor de post marketing niet heeft mogen vaststellen op € 4.500,-.
De post bewaking/beveiliging
21. Eiseres maakt wat deze post betreft aanspraak op vergoeding van € 5.601,59. Hiervan heeft verweerder toegekend een bedrag van € 2.977,-.
22. Verweerder heeft ter zitting niet precies kunnen uitleggen hoe het bedrag van
€ 2.977,- is berekend. Wel geeft verweerder aan dat is gekeken naar de overgelegde facturen en creditfacturen. Er lijkt sprake te zijn van dubbelfacturering.
Hiertegenover heeft eiseres ter zitting toegelicht dat Trigion factureert per beveiliger en dat er daarom meerdere facturen zijn die zien op dezelfde periode. Daarnaast is er volgens eiseres ook voor deze post sprake van sponsoring en niet van creditering van onjuist gefactureerde bedragen.
23. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat de creditfacturen van Trigion sponsorbijdragen zijn voor het evenement. Uit die creditfacturen, die niets vermelden over sponsoring, kan dit niet worden opgemaakt en ook overigens ontbreken aanknopingspunten daarvoor. Nu niet aannemelijk is dat dit sponsorgeld betrof, kunnen de creditfacturen in mindering worden gebracht op de gemaakte kosten van bewaking/beveiliging. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat geen sprake is geweest van dubbelfacturering, bedragen de kosten van bewaking/beveiliging (minus de creditfacturen) in totaal € 2.623,26. De rechtbank constateert dat dit minder is dan het bedrag van € 2.977,- dat verweerder heeft vergoed.
Managementkosten
24. Eiseres maakt verder aanspraak op vergoeding van € 12.528,- aan (extra) managementkosten. In dit verband heeft eiseres ter zitting toegelicht dat zij de activiteiten rondom het evenement vanuit haar container heeft uitgevoerd en gebruik heeft gemaakt van de in de container al aanwezige stroom- en watervoorziening. Hierdoor heeft zij kosten bespaard. Ook heeft eiseres gebruikgemaakt van eigen personeel van haar koffiekeet. Dat personeel heeft extra uren gemaakt waardoor er geen derden hoefden te worden ingehuurd. Ten slotte heeft eiseres ook (meer) eigen uren dan begroot besteed aan het evenement. Mede door de late afgifte van de vergunning, heeft zij dit niet aan derden kunnen uitbesteden. Deze extra kosten zijn niet te vatten in over te leggen facturen, maar een vergoeding zou, gelet op de geleverde prestatie, redelijk zijn, aldus eiseres.
25. Verweerder heeft deze kosten niet vergoed. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de begroting en de omstandigheid dat uiteindelijk minder activiteiten zijn uitgevoerd. Verder heeft verweerder erop gewezen dat deze kosten in de jaarrekening niet zijn terug te vinden.
26. De rechtbank stelt vast dat kosten voor management door eiseres niet zijn begroot. Verweerder is in beginsel niet gehouden kosten te vergoeden die niet zijn begroot. Aangezien minder activiteiten zijn verricht en eiseres de managementkosten bovendien onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder mogen besluiten deze (extra) opgevoerde kosten niet te vergoeden.
Slotsom
27. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder de subsidie mocht vaststellen op een bedrag van € 19.352,90 en het teveel betaalde voorschot van € 17.697,10 mocht terugvorderen. De beroepsgronden slagen niet.
28. Gelet op het hiervoor onder 6 overwogene, is het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk.
29. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond.
Proceskosten en griffierecht
30. In de omstandigheid dat verweerder hangende het beroep het bestreden besluit 1 heeft vervangen door het bestreden besluit 2 waarin alsnog gedeeltelijk aan eiseres tegemoet is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt.
31. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiseres gemaakte proceskosten in verband met het beroep tegen het bestreden besluit 1. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 495,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit 1 met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 495,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T. Kruis, voorzitter, mr. B.C. Langendoen en mr. S.E. Reichert, leden, in aanwezigheid van mr. C.L. de Rijke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.