ECLI:NL:RBAMS:2017:4632

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
30 juni 2017
Zaaknummer
AMS 17/3605
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder bestuursdwang opgelegd aan stichting voor verwijdering prefab-units in Amsterdam

Op 26 juni 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de Stichting [naam Stichting] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De stichting had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen een last onder bestuursdwang die het college op 8 mei 2017 had opgelegd. Deze last hield in dat de stichting twee prefab-units op een terrein aan de [straat] te Amsterdam uiterlijk 24 juni 2017 om 9.00 uur moest verwijderen. De tijdelijke vergunning voor de units was op 23 juni 2017 verlopen en er was geen zicht op legalisatie, aangezien het college al andere plannen had voor het terrein.

Tijdens de zitting op 26 juni 2017 werd besproken dat de stichting enige respijt kreeg tot 30 juni 2017 om de units te verwijderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de stichting niet tijdig had gehandeld en dat er geen reden was om de last onder bestuursdwang te schorsen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de stichting zonder vergunning handelde en dat de aanvraag voor een nieuwe vergunning niet zou worden verleend vanwege de concrete plannen van het college voor het terrein.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde dat de stichting de units uiterlijk 30 juni 2017 moest verwijderen, anders zou het college overgaan tot verwijdering en de kosten op de stichting verhalen. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. L.H. Waller, in aanwezigheid van griffier mr. B.E. Giesen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3605
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juni 2017 in de zaak tussen
Stichting [naam Stichting] ,te Amsterdam, verzoekster
(gemachtigden: [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Haak).
Partijen worden hier aangeduid als: de stichting en het college.

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2017 (het primaire besluit) heeft het college aan de stichting een last onder bestuursdwang opgelegd.
De stichting heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2017. De stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en [betrokkene 3] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [de persoon 1] en [de persoon 2] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op het terrein aan de [straat] te Amsterdam staan twee prefab-units. Het primaire besluit houdt in dat het college aan de stichting de last onder bestuursdwang oplegt om deze twee prefab-units uiterlijk 24 juni 2017 om 9.00 uur te verwijderen en verwijderd te houden. Indien de stichting dat niet tijdig doet, zal het college overgaan tot verwijdering van de prefab-units door middel van bestuursdwang. De kosten hiervan zal het college verhalen op de stichting.
3. Tijdens de zitting is niet alleen over de last onder bestuursdwang gesproken maar ook over een aantal andere onderwerpen, die niet met de last onder bestuursdwang te maken hebben zoals onder andere toezeggingen over financiering van de stichting die niet zouden zijn nagekomen en eerdere gesprekken over een alternatieve tijdelijke locatie die op niets zijn uitgelopen. Deze onderwerpen mag de voorzieningenrechter niet beoordelen. De systematiek van de wet zit zo in elkaar dat de voorzieningenrechter alleen een voorlopig rechtmatigheidsoordeel kan geven over de inhoud van het primaire besluit.
4. De stichting beschikte over een tijdelijke omgevingsvergunning om de twee prefab-units op het terrein aan de [straat] te plaatsen. Deze omgevingsvergunning dateert van 22 december 2015 en is verleend voor de duur van achttien maanden. In deze omgevingsvergunning staat wanneer de termijn start. Dat is de dag na bekendmaking van het besluit. Dit betekent dus dat 23 juni 2017 de laatste dag was dat de prefab-units op het terrein mochten staan. Na die datum staan de prefab-units daar zonder vergunning. Dat er een bruikleenovereenkomst zou zijn waarin staat dat het terrein 1 juli 2017 ontruimd moet zijn, maakt dat niet anders. Dat is een privaatrechtelijke afspraak. Omdat de prefab-units op dit moment zonder omgevingsvergunning op het terrein geplaatst staan, is er sprake van een overtreding en moet het college handhavend optreden. Van concreet zicht op legalisatie is geen sprake. De stichting heeft weliswaar op 19 juni 2017 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend, maar het college heeft te kennen gegeven dat die niet verleend gaat worden omdat er al concrete plannen voor het terrein zijn. Er komen wooneenheden voor statushouders en jongeren. Het primaire besluit is dus in orde. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
5. Op 24 juni 2017 had de stichting het terrein aan de [straat] schoon op moeten leveren. In verband met de zitting heeft de stichting wat respijt van het college gekregen. Op de zitting is aan de orde gekomen dat de planning om deze wooneenheden op het terrein te realiseren krap is. Bij het project zijn diverse partijen betrokken. Een verlenging van de begunstigingstermijn gooit de hele planning in de war. Maar als de stichting adequaat en voortvarend aan de slag gaat met de ontruiming dan is het college bereid om de toepassing van de bestuursdwang tot vrijdagochtend 30 juni 2017 om 9.00 uur uit te stellen. Alles wat op dat moment nog op het terrein geplaatst is of daar ligt, zal het college beschouwen als afval en dus niet opslaan maar afvoeren naar de afvalverwerking. De stichting is hiermee akkoord gegaan en zal direct beginnen met het ontruimen van het terrein en dat naar haar volle vermogen doen. Verder heeft de stichting toegezegd om uiterlijk donderdag bij het college aan te geven waar zij de prefab-units naar zal verplaatsen.
6. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier, op 26 juni 2017.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.