In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de verdeling van de gemeenschap van goederen na een echtscheiding tussen een man en een vrouw. De rechtbank had eerder op 14 december 2016 de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van nevenvoorzieningen aangehouden. De man en vrouw hebben beiden verzoeken ingediend tot verdeling van de huwelijksgemeenschap, waarbij zij verschillende goederen en bedragen hebben opgeëist. De man verzocht onder andere om de toebedeling van zilveren munten, een auto, een motorscooter, sieraden en contant geld, terwijl de vrouw verzocht om de toebedeling van een boot, zilveren munten en een Rolex horloge. De rechtbank heeft de peildatum voor de verdeling vastgesteld op 22 april 2016, het moment waarop de man het echtscheidingsverzoek indiende. De rechtbank heeft de waarde van de goederen vastgesteld op het moment van feitelijke verdeling, tenzij anders overeengekomen. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld en heeft bepaald dat de auto aan de vrouw wordt toebedeeld, de opbrengst van de boot gelijkelijk wordt verdeeld, en dat de man de 200 zilveren munten krijgt, onder de verplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te vergoeden. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld over de verdeling van de hypotheeklasten en andere gemeenschappelijke kosten. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.