ECLI:NL:RBAMS:2017:4743

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
13/751265-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 6 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Trier in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 22 maart 2017 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van het plegen van 13 strafbare feiten volgens Duits recht, waaronder illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, wat van belang is voor de overlevering.

Tijdens de openbare zitting op 22 juni 2017 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M.F.M. Geeratz, betoogd dat aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan. De officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, heeft geconcludeerd dat de overlevering toelaatbaar is. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de garantie van de Duitse autoriteiten voldoende is en dat de overlevering kan plaatsvinden, ondanks dat de feiten deels op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft gewezen op de noodzaak van goede rechtsbedeling en de belangen van de Duitse autoriteiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751265-17
RK-nummer: 16/2075
Datum uitspraak: 6 juli 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 maart 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 maart 2017 door
Staatsanwaltschaft Trier(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboortedag] op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo.
De raadsman heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat aan de voorwaarden voor overlevering van de opgeëiste persoon is voldaan.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering toelaatbaar is.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen eerst met dertig dagen en vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde (verlengde) termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een arrestatiebevel van het Kantongerecht Trier van 16 november 2016 (dossiernummer: 35a Gs 3484/16);
  • een arrestatiebevel van het Kantongerecht Trier van 16 maart 2017 (dossiernummer: 35a Gs 952/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan 13 naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Leitender Oberstaatsanwalt Trier heeft bij brief van 19 april 2017 ten aanzien van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:

In case of a final conviction in the Federal republic of Germany of the Person pursued on the basis of the current version of the framework decision 2008/2009 JI passed by the European Council from 27.11.2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgements in criminal matters imposing custodial sentences of measures involving deprivation for the purpose of its enforcement in the European Union (ABI.L 327 from 05.12.2008, page 27), our office assures that the person pursued will be returned tot he Kingdom of the Netherlands for further execution of sentence.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren. Aan deze voorwaarde is voldaan. De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
  • medeverdachten worden in Duitsland vervolgd;
  • amfetamine werd in Duitsland ingevoerd;
  • de drugs waren bestemd voor de Duitse markt;
  • de rechtsorde van Duitsland is hierdoor geschokt;
  • Duitsland heeft middels het uitvaardigen van een EAB aangegeven te willen vervolgen.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Duitse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 van de Opiumwet en 2, 5, 6, 7 en 13 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon] ,aan
Staatsanwaltschaft Trier(Duitsland) ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juli 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.