ECLI:NL:RBAMS:2017:4751

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2017
Publicatiedatum
5 juli 2017
Zaaknummer
13/669139-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van taxichauffeur voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing van Chinese zakenlieden

Op 6 juli 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een taxichauffeur, die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing van vier Chinese zakenlieden. De verdachte had op 14 september 2016 de slachtoffers in zijn taxi van Schiphol naar Amsterdam vervoerd, maar weigerde hen bij hun bestemming af te zetten totdat zij een bedrag van 485 euro betaalden. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de slachtoffers om de taxi te stoppen, reed de verdachte door. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten, op basis van de verklaringen van de slachtoffers en getuigen. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers consistent en geloofwaardig, en concludeerde dat de verdachte hen in een onmachtige situatie had gebracht door hen te beletten de taxi te verlaten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en de rechtbank gelastte de verbeurdverklaring van de in beslag genomen Mercedes-Benz Vito.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669139-16 (Promis)
Datum uitspraak: 6 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.C. van Dijk en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2016 te Schiphol en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers is/zijn hij, verdachte, en / of zijn mededader met voornoemde perso(o)n(en) overeengekomen hen naar hotel [naam hotel] te brengen en/of heeft verdachte aangegeven dat hij, verdachte, over een taximeter beschikte en/of is verdachte met voornoemde perso(o)n(en) overeengekomen dat zij voor de rit de prijs zou(den) betalen die de taximeter aangaf en/of is verdachte niet ingelogd op zijn boordcomputer en/of heeft verdachte (vervolgens) aangegeven dat voornoemde perso(o)n(en) 485 euro voor de rit moesten betalen, althans 485 euro voor de rit gevraagd en/of de auto die verdachte bestuurde en waarin voornoemde perso(o)n(en) zich bevonden niet bij hotel [naam hotel] , althans de overeengekomen plaats, gestopt en/of voornoemde perso(o)nen niet afgezet en/of is (zijn) verdachte en/of zijn mededader, na herhaaldelijk 'stop the car' schreeuwen en/of aandringen, althans op verzoek, van voornoemde perso(o)n(en) om de auto te stoppen, doorgereden en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader na betaling van 100 euro door (een van) voornoemde perso(o)n(en), aangegeven dat hij, verdachte en/of zijn mededader dit onvoldoende vond(en) en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader zonder voornoemde perso(o)n(en) uit de auto te laten met van binnen uit niet te openen deuren - anders dan door het intikken van het raam - doorgereden;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2016 te Schiphol en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van 485 euro, althans enig
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde perso(o)n(en) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, is overeengekomen hen naar hotel [naam hotel] te brengen voor een prijs overeenkomstig de taximeter en/of (vervolgens) niet is ingelogd op zijn boordcomputer en/of heeft verdachte en/of zijn mededader, aan voornoemde perso(o)n(en) aangegeven dat hij/zij 485 euro voor de rit moesten betalen, althans 485 euro voor de rit gevraagd en/of de auto die verdachte bestuurde en waarin voornoemde perso(o)n(en) zich bevonden niet bij hotel [naam hotel] , althans de overeengekomen plaats, gestopt en/of voornoemde perso(o)nen niet afgezet en/of is (zijn) verdachte en/of zijn mededader, na herhaaldelijk 'stop the car' schreeuwen en/of aandringen, althans op verzoek, van voornoemde perso(o)n(en) om de auto te stoppen, doorgereden en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader na betaling van 100 euro door (een van) voornoemde perso(o)n(en), aangegeven dat hij, verdachte en/of zijn mededader dit onvoldoende vond(en) en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader zonder voornoemde perso(o)n(en) uit de
auto te laten met van binnen uit niet te openen deuren - anders dan door het intikken van het raam – doorgereden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten. Hij baseert zich daarbij met name op de aangifte van [slachtoffer 1] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 3] . De officier van justitie is van mening dat verdachte opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving, doordat hij bewust de deuren van de taxi blokkeerde en door is blijven rijden. Het geweld bij de poging tot afpersing bestaat erin dat verdachte de slachtoffers in onmachtige staat heeft gebracht door deze personen in zijn taxi vast te houden en te beletten dat zij konden gaan en staan waar zij wilden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor beide ten laste gelegde feiten. De raadsman stelt dat niet vast is komen te staan dat de deuren van de taxi niet van binnenuit konden worden geopend, zodat er geen sprake kan zijn van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Nadat de slachtoffers tegen verdachte zeiden dat hij de auto moest stoppen, is vrijwel direct een raam ingeslagen, nog voordat verdachte de kans kreeg om op een veilige plaats op de weg zijn auto te stoppen. Uit het onderzoek blijkt dat er geen ritprijs is berekend, zodat niet valt in te zien hoe getuige [slachtoffer 3] een bedrag op de taximeter heeft kunnen zien. Volgens de raadsman is er sprake geweest van een miscommunicatie tussen verdachte en de slachtoffers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en aan een poging tot afpersing van vier personen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Zij verklaren overeenkomstig en in grote lijnen consistent. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] blijkt dat verdachte - kort nadat de vier slachtoffers in de taxi waren ingestapt - een onbekend persoon heeft laten plaatsnemen op de bijrijdersstoel. Verdachte zou volgens de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] op de taximeter rijden en daarom was er geen ritprijs afgesproken. Verdachte vertelde hen in de nabijheid van de bestemming (hotel [naam hotel] aan de [straatnaam] in Amsterdam) dat zij 485,00 euro moesten betalen voor de rit. Dit werd door de slachtoffers geweigerd en zij wilden hierop de taxi verlaten.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte evenwel is doorgereden nadat hem meermalen was verzocht de taxi te stoppen. Uit de verklaringen van de slachtoffers volgt dat de taxi op enig moment in de nabije omgeving van het hotel reed, terwijl de slachtoffers uiteindelijk pas op de [straatnaam] ter hoogte van nummer [huisnummer] de taxi hebben kunnen verlaten. Verdachte heeft verklaard dat hij ondanks aandringen van de slachtoffers niet direct is gestopt met rijden. De straat waar de slachtoffers uit de taxi zijn gekomen ligt op een behoorlijke afstand van het hotel waar de slachtoffers afgezet zouden worden. Het feit dat één van de slachtoffers uiteindelijk de noodzaak zag een raam in te slaan duidt op een echte panieksituatie. Dat de slachtoffers de situatie ook als zodanig hebben ervaren blijkt niet alleen uit hun verklaringen maar ook uit de verklaringen van omstanders, die hen hebben horen schreeuwen op het moment dat zij de taxi verlieten. Doordat verdachte met de taxi nog enige tijd is blijven rijden, is het voor de rechtbank niet van belang in hoeverre de slachtoffers de mogelijkheid hadden om de deuren van de taxi van binnenuit te openen.
De verklaring en de lezing van verdachte is op essentiële punten ongeloofwaardig en onlogisch. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat verdachte geen eerdere gelegenheid zou hebben gezien om de taxi te stoppen, nu hij op enig moment dichtbij de eindbestemming op de [straatnaam] is geweest enerzijds, hij de taxi eerst op de [straatnaam] tot stilstand heeft gebracht anderzijds. Verdachte heeft voorts wisselend verklaard over het al dan niet onderweg noemen van de ritprijs. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat op de bestemming een ritprijs van 85,00 euro zichtbaar was op de meter. Uit onderzoek is echter gebleken dat er geen ritprijs is geregistreerd. De raadsman heeft betoogd dat hij om die reden de verklaring van [slachtoffer 3] ongeloofwaardig vindt. Dit omdat zij heeft verklaard dat een bedrag van 485,00 euro op de taximeter te zien was. De rechtbank gaat hieraan echter voorbij. Weliswaar staat vast dat geen ritprijs geregistreerd is op de taximeter, dit betekent echter nog niet dat het bedrag van 485,00 euro daarom niet zichtbaar kan zijn geweest, ook als was dit bedrag niet zichtbaar op de taximeter.
Dat verdachte mogelijk op andere wijze een te betalen bedrag van 485,00 euro heeft laten zien, vindt steun in de verklaring [slachtoffer 1] . Hij heeft verklaard dat gedurende de rit geen veranderend nummer te zien was en dat het nummer plotseling verscheen. Daarnaast heeft dit slachtoffer verklaard dat hij niet dacht dat het een standaardscherm was waarop dit nummer te zien was. Nu verdachte buiten heterdaad is aangehouden valt niet uit te sluiten dat verdachte op andere wijze dan via de taximeter in zijn taxi het bedrag aan de slachtoffers kenbaar heeft gemaakt en dat hij mogelijk een ander soort meter/apparaat heeft getoond. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging door het proces-verbaal van bevindingen waarin melding is gemaakt van eerdere, soortgelijke incidenten die zich hebben voorgedaan in de taxi van verdachte.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de slachtoffers door verdachte niet in een onmachtige staat zijn gebracht zoals bedoeld in artikel 81 Wetboek van Strafrecht. Daarvoor is kenmerkend dat iemand van binnenuit geen macht meer heeft over zijn lichaam. In dit geval is er echter sprake van belemmeringen die van buitenaf zijn veroorzaakt. Verdachte en zijn mededader hebben de slachtoffers wel belemmerd in hun persoonlijke bewegingsvrijheid, door ervoor te zorgen dat zij de auto niet konden verlaten. Het in deze staat van machteloosheid brengen levert geweld op als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Dat verdachte deze feiten samen met een ander heeft gepleegd leidt de rechtbank af uit de verklaringen van de slachtoffers. Ook hier lopen de verklaringen van de slachtoffers synchroon. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] verklaren beiden dat een onbekend persoon even voorbij de slagbomen op Schiphol is ingestapt en op de bijrijdersstoel is gaan zitten. De slachtoffers hadden het gevoel dat deze persoon erbij was om extra druk op hen uit te oefenen en ook heeft deze persoon gezegd dat een betaling van 100 euro niet voldoende was. Deze onbekend gebleven persoon heeft daarmee een voldoende materiële bijdrage geleverd aan het feit, zodat sprake is van medeplegen ten aanzien van beide feiten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 14 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers zijn hij, verdachte, en zijn mededader met voornoemde personen overeengekomen hen naar hotel [naam hotel] te brengen en de auto die verdachte bestuurde en waarin voornoemde personen zich bevonden niet bij hotel [naam hotel] gestopt en zijn voornoemde personen niet afgezet en zijn verdachte en zijn mededader, na herhaaldelijk 'stop the car' schreeuwen en aandringen, van voornoemde personen om de auto te stoppen, doorgereden en hebben verdachte en zijn mededader na betaling van 100 euro door (een van) voornoemde personen, aangegeven dat hij, verdachte en zijn mededader dit onvoldoende vonden en zijn verdachte en zijn mededader zonder voornoemde personen uit de auto te laten doorgereden;
2.
op 14 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van 485 euro, toebehorende aan voornoemde personen, is overeengekomen hen naar hotel [naam hotel] te brengen voor een prijs overeenkomstig de taximeter en hebben verdachte en zijn mededader de auto die verdachte bestuurde en waarin voornoemde personen zich bevonden niet bij hotel [naam hotel] gestopt en hebben verdachte en zijn mededader voornoemde personen niet afgezet en zijn verdachte en zijn mededader, na herhaaldelijk 'stop the car' schreeuwen en aandringen van voornoemde personen om de auto te stoppen, doorgereden en hebben verdachte en zijn mededader na betaling van 100 euro door (een van) voornoemde personen, aangegeven dat verdachte en zijn mededader dit onvoldoende vonden en zijn verdachte en zijn mededader zonder voornoemde personen uit de auto te laten doorgereden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook gelet op het strafblad van verdachte van 31 mei 2017 . De rechtbank constateert dat verdachte niet eerder voor dit soort feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte, werkzaam als taxichauffeur, heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van 4 Chinese zakenlieden. Toen deze personen echter weigerden een bedrag van 485,00 euro te betalen voor een ritje van Schiphol naar het centrum van Amsterdam, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving van deze zakenlieden. Ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe is verdachte niet gestopt met rijden. Verdachte is pas gestopt toen één van deze passagiers twee ramen van de auto had ingeslagen, dit nadat er voor hen grote paniek was ontstaan. De mededader van verdachte heeft door zijn aanwezigheid de druk op de toeristen verhoogd en tegen de toeristen gezegd dat de betaling van 100 euro niet voldoende was voor het ritje.
Verdachte heeft door zijn handelen de slachtoffers, grote angst aangejaagd. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en zich enkel laten leiden door eigen winstbejag.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op Schiphol zelf actief op zoek is gegaan naar slachtoffers en heeft gekozen voor een groep kwetsbare buitenlanders die de Nederlandse taal niet spreken. De handelwijze van verdachte draagt in sterke mate bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte en zijn mededader hebben een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van de slachtoffers. Bovendien heeft verdachte niet alleen het imago van de taxibranche, maar ook die van de stad Amsterdam en het vertrouwen dat mensen in de taxibranche zouden moeten kunnen hebben, ernstig aangetast. De situatie is voor de slachtoffers zeer intimiderend en beangstigend geweest.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten en hier kan dan ook niet anders op worden gereageerd dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk aan verdachte opleggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, mede gelet op het feit dat verdachte nog steeds, zij het indirect, werkzaam is in de taxibranche.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.

9.Beslag

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert daarnaast verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten een Mercedes-Benz Vito en een mobiel pinapparaat.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de inbeslaggenomen goederen te retourneren aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1.00 STK Personenauto [kenteken] , waarde € 12.300,00
Mercedes-Benz Vito 111 2008 Kl:Grijs
4911912
1.00 STK Niet te definiëren goederen (mobiel pinapparaat)
Atos Yoximo
5253866.
Verbeurdverklaring
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen redenen het mobiele pinapparaat verbeurd te verklaren en daarom zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van poging tot afpersing.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd:
1.00 STK Personenauto [kenteken] , waarde € 12.300,00
Mercedes-Benz Vito 111 2008 Kl:Grijs
4911912
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1.00 STK Niet te definiëren goederen (mobiel pinapparaat)
Atos Yoximo
5253866.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. Langeweg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2017.