In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een geschil tussen [de persoon 1] en het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Zuid, met [bedrijf 1] en [bedrijf 2] als belanghebbenden. Het algemeen bestuur had op 18 april 2017 de begunstigingstermijn van een last onder dwangsom, opgelegd aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] voor het installeren van niet-vergunde afzuiginstallaties, verlengd tot zes weken na de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning. [de persoon 1] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een spoedmaatregel.
De voorzieningenrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de verlenging van de begunstigingstermijn in strijd is met de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De voorzieningenrechter oordeelde dat de begunstigingstermijn niet bedoeld is om de legalisering van niet-vergunde activiteiten af te wachten, maar om de overtreder de kans te geven aan de last te voldoen. Door de termijn te verlengen, werd in feite een legaliseringstraject gestart, wat niet is toegestaan.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek van [de persoon 1] toegewezen, het besluit van het algemeen bestuur geschorst en de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom vastgesteld op vier weken na de uitspraak. Tevens is het algemeen bestuur opgedragen het betaalde griffierecht aan [de persoon 1] te vergoeden. Deze uitspraak is definitief en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.