ECLI:NL:RBAMS:2017:5007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
RK 17/3133
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ongegrond verklaard ex artikel 182 lid 6 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2017 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift dat was ingediend door de verdachte, geboren in 1945, tegen een beslissing van de rechter-commissaris. Het bezwaarschrift was ontvangen op 18 mei 2017 en betrof een verzoek om getuigen te horen, namelijk [naam getuige 1] en [naam getuige 2]. De rechter-commissaris had op 9 mei 2017 het verzoek afgewezen, omdat er volgens hem geen rechtens te respecteren belang was voor het horen van deze getuigen. De verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.E. Vis, stelden dat de getuigen konden verklaren over de druk die op de verdachte was uitgeoefend, wat relevant zou zijn voor de strafwaardigheid van zijn handelen.

Tijdens de zitting in raadkamer op 9 juni 2017 werd het standpunt van de verdediging toegelicht. De raadsman betoogde dat de rechter-commissaris de maatstaf voor het horen van getuigen had miskend en dat de getuigen konden bijdragen aan de context van de gedragingen van de verdachte. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. C. Goedegebuure, stelde echter dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden, omdat niet duidelijk was wie de druk op de verdachte had uitgeoefend en hoe deze druk was uitgeoefend.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf het beste kon verklaren over de druk die hij had ervaren en dat het belang van het horen van de getuigen onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het horen van de getuigen niet zou bijdragen aan de beantwoording van de relevante vragen in de zaak. Daarom werd het bezwaarschrift ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/845087-15
RK: 17/3133
Beschikking op het bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] te [woonplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. J.T.E. Vis, Keizersgracht 278, 1016 EW te Amsterdam,
verdachte.

1.Procesgang

1.1.
Het bezwaarschrift is op 18 mei 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
1.2.
De rechtbank heeft op 9 juni 2017 verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, in besloten raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het bezwaarschrift

2.1.
Namens verdachte heeft de raadsman op 26 april 2017 de rechter-commissaris verzocht een onderzoekshandeling te verrichten, te weten het horen als getuige van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] .
2.2.
Het bezwaarschrift richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris van
9 mei 2017, inhoudende de weigering de door verdachte gewenste onderzoekshandeling te verrichten.

3.De beschikking van de rechter-commissaris

De beschikking van de rechter-commissaris, waarbij het verzoek om [naam getuige 1] en [naam getuige 2] als getuige te horen, is afgewezen, houdt onder meer en voor zover van belang het volgende in: “De rechter-commissaris ziet geen rechtens te respecteren belang voor het horen van de twee gevraagde getuigen over zaken die verdachte tegen hen gezegd zou hebben, terwijl verdachte daar zelf niet over heeft verklaard en hij dit (alsnog) prima kan doen ter gelegenheid van de inhoudelijke behandeling ter zitting”.

4.Het standpunt van de verdediging

4.1.
In raadkamer heeft de raadsman met verwijzing naar het bezwaarschrift het volgende naar voren gebracht. De rechter-commissaris heeft de maatstaf die moet worden gehanteerd bij het beslissen op een verzoek tot het horen van een getuige, dat het verzoek moet worden toegewezen tenzij het getuigenverhoor niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing, miskend en daarbij ten onrechte als eis gesteld dat verdachte eerst zelf een verklaring moet afleggen. Verdachte heeft in een eerder stadium bij de recherche al aangegeven dat hij, omwille van een samenstel van omstandigheden, in het ‘moeras’ is gezogen en geen weerstand heeft kunnen bieden aan de drang om de verweten gedragingen te verrichten. Over dit proces en over de onmogelijkheid zich daaraan te onttrekken heeft hij regelmatig contact gehad met onder anderen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] . Zij kunnen verklaren over hoe het zo is gekomen dat verdachte heeft gedaan wat hem wordt verweten, over hun gesprekken hierover, over de druk bij verdachte aan de verwachtingen van de referenten te blijven voldoen, en de onmogelijkheid voor hem zich daaraan te onttrekken alsook de verdere context waarbinnen de gedragingen zich hebben voltrokken te schetsen. Het is de bedoeling dat zij deze context aannemelijk maken. Verdachte zal daarover zelf ook nog gaan verklaren. Het gaat hierbij niet om een alternatief scenario maar over de strafwaardigheid van het handelen.
4.2.
Verdachte heeft naar voren gebracht dat de getuigenverhoren hem zullen helpen zijn verhaal compleet te maken en meer kleur te geven.

5.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moet worden en daartoe het volgende aangevoerd. De raadsman heeft gevraagd twee getuigen te horen over de vermeende druk bij verdachte terwijl niet vaststaat wie dan deze druk heeft uitgeoefend en evenmin op welke wijze deze druk is uit geoefend. [naam getuige 1] is nu nog de enig medewerker bij de Stichting. Hij heeft ook verklaard onjuiste documenten te hebben opgemaakt al dan niet in opdracht van verdachte. Hij heeft destijds niets verklaard over op hem of de verdachte uitgeoefende druk. Hij heeft verklaard via verdachte opdracht te hebben gekregen het een en ander op te maken. Hij heeft verklaard niet bij de contacten van verdachte te zijn geweest met de referenten. Mochten zij degenen zijn geweest die druk hebben uitgeoefend, dan kan hij over die omstandigheden niets zeggen. [naam getuige 2] moet gaan verklaren over de druk die verdachte heeft ervaren. Dit is redelijk algemeen, nu eerst moet worden vastgesteld waar die druk vandaan komt. Is deze druk te relateren aan de tenlastelegging? Aangezien hij geen psychiater of psycholoog is, valt niet in te zien hoe met deze verklaring een strafuitsluitingsgrond op basis van niet toerekeningsvatbaarheid kan worden geconstrueerd. Wat betreft de strafwaardigheid van het feit is niet duidelijk wat een medeverdachte of een dominee daarover kunnen zeggen wat door de advocaat of verdachte zelf niet naar voren kan worden gebracht.

6.De beoordeling

6.1.
Verdachte wordt kort gezegd ten laste gelegd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [naam stichting] , in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 september 2015 valselijk opmaken van loonstroken, arbeidsovereenkomsten en/of werkgeversverklaringen en subsidiair dat hij die geschriften al dan niet samen met een ander valselijk heeft opgemaakt.
6.2.
Verdachte wil twee getuigen horen met wie hij heeft gesproken over de druk die hij heeft ervaren. Dit ter onderbouwing van zijn stelling dat hij niet anders kon doen dan hij heeft gedaan.
6.3.
De rechtbank is met de rechter-commissaris van oordeel dat verdachte bij uitstek degene is die kan verklaren over de druk die hij heeft ervaren en waarover hij kennelijk [naam getuige 1] en [naam getuige 2] heeft verteld. Het belang dat de verdediging zou hebben bij het horen van getuigen die kunnen herhalen wat verdachte tegen hen heeft gezegd over de door hem ervaren druk is onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is geworden dat het horen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] als getuige zou kunnen bijdragen aan de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. Verdachte wordt dan ook niet in zijn verdediging geschaad door het achterwege laten van die verhoren. Het bezwaarschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.

7.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het bezwaar
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.B. Martens, rechter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en J.B. Oreel rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2017.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.