In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [de man] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, [de man], was niet verschenen op de hoorzitting in bezwaar en betoogde dat hij niet op deugdelijke wijze was uitgenodigd. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de hoorzitting niet op een deugdelijke wijze was verzonden, omdat niet kon worden vastgesteld dat de uitnodiging per post was verstuurd. De uitnodiging was weliswaar via e-mail naar de gemachtigde van eiser gestuurd, maar de rechtbank vond dat de gemachtigde niet op de hoogte was gesteld dat de bijlage ook een uitnodiging voor de hoorzitting bevatte. Dit was in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor de rechtbank het beroep gegrond verklaarde en het bestreden besluit vernietigde.
De rechtbank heeft vervolgens de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat betekent dat de verhoging van de bijstandsuitkering van [de man] met ingang van 15 april 2016 in stand blijft. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de kostendelersnorm eerder op te heffen dan deze datum, omdat [de man] niet tijdig had aangegeven dat hij een commerciële huurovereenkomst had gesloten. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van [de man].