ECLI:NL:RBAMS:2017:5047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
AWB 16/5071
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van kinderen van school wegens gedrag van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2017 uitspraak gedaan over de verwijdering van de kinderen van eiseres van de school. Eiseres, de moeder van de kinderen, was betrokken bij de Medezeggenschapsraad en had zich gedurende een langere periode ingezet voor de school. Echter, haar communicatie met de school was verstoord geraakt, wat leidde tot een onveilige en onconstructieve sfeer. De school had verschillende maatregelen genomen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, maar de gedragingen van eiseres, waaronder het mobiliseren van andere ouders tegen de school en het plaatsen van negatieve berichten op sociale media, droegen bij aan een verstoorde relatie. De school besloot uiteindelijk tot verwijdering van de kinderen, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank oordeelde dat de school bevoegd was om deze beslissing te nemen, gezien de omstandigheden en het gedrag van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de kinderen voldoende waren meegewogen en dat de verwijdering als laatste middel kon worden beschouwd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, waardoor de beslissing tot verwijdering in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/5071

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juli 2017 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. A. Yandere),
en
het bestuur van de [de Stichting] ,verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Brouwer).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder medegedeeld dat [kind 1] en [kind 2] per 30 mei 2016 worden verwijderd van de [school] te Amsterdam.
Bij besluit van 13 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Aan de kant van verweerder is tevens verschenen, [de man] , directeur van de [school] en mevrouw [naam] , namens het schoolbestuur.

Overwegingen

1. Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiseres is de moeder van [kind 1] en [kind 2] (hierna ook: de kinderen). Zij zaten tot 30 mei 2016 op de [school] (hierna ook: de school). Eiseres was enige tijd lid van de Medezeggenschapsraad (MR) en de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) van de school.
1.2.
Uit het dossier blijkt het volgende. In juni 2012 hebben verschillende ouders hun onvrede geuit over de kwaliteit van het onderwijs en de communicatie met de ouders. Op basis van een gesprek dat het bestuur met de ouders van de school heeft, besluit het bestuur om in februari 2013 een interim-directeur aan te stellen die vervolgens uitgebreid onderzoek doet naar de onderwijskundige en pedagogische situatie op de school en de ouderbetrokkenheid. Er blijken inderdaad tekortkomingen te zijn en een nieuwe directeur wordt aangesteld. In augustus 2014 besluit het bestuur dat deze directeur niet de juiste persoon voor de [school] is en volgt er een sollicitatieprocedure voor een nieuwe directeur. Ouders uit de MR zijn betrokken bij deze procedure en eiseres neemt hierin het voortouw. [de man] wordt aangenomen als directeur.
1.3.
De directeur constateert zelf – na klachten hierover van ouders – dat de onderwijskundige en pedagogische situatie in [groep] , waarin dochter [kind 2] zit, onvoldoende is. De kinderen hebben een achterstand opgelopen. Op 23 maart 2015 wordt de leerkracht van [groep] verwijderd, omdat deze niet naar behoren functioneert en er wordt een andere leerkracht als vervanger ingezet. De ouders van [groep] , waaronder eiseres, worden uitgenodigd voor een gesprek teneinde hen hiervan op de hoogte te brengen. De resultaten van [groep] worden beter, maar nog niet alle achterstanden zijn weggewerkt.
1.4.
In april 2015 constateert de directie dat het gehele pedagogische klimaat in de school niet voldoende is. Ook de didactiek baart de directie zorgen. Er wordt gewerkt met verouderde methodes. Er blijken ingrijpende veranderingen nodig. De directie en verweerder willen daarom onder andere het Montessorionderwijs invoeren. De MR (en eiseres) stemt hiermee in en de ouders worden hierover geïnformeerd tijdens een ouderbijeenkomst. Een vertegenwoordiging van de MR, waaronder eiseres, ondersteunt de school bij deze gesprekken.
1.5.
Bij de start van het nieuwe schooljaar 2015-2016 heeft de directie in de onder- en bovenbouw een dubbele bezetting geregeld, waarbij een excellente leerkracht de onderbouwleerkrachten onderwijskundig coacht en een leerkracht in de bovenbouw de groepen op pedagogisch vlak coacht.
1.6.
In november/december 2015 klaagt eiseres bij de directie en verweerder over de tegenvallende resultaten van haar dochter, die inmiddels in [de volgende groep] zit. Ook vindt eiseres het pedagogisch klimaat in de klas slecht. De leerkracht is volgens haar niet streng genoeg. Gedurende het schooljaar vinden er gesprekken plaats met de ouders van [de volgende groep] , waarbij de leerkracht, de coach van de bovenbouw en de directeur aanwezig zijn. Eiseres voert vooral het woord. Haar toon wordt door de leerkracht en de directie als aanvallend ervaren.
1.7.
Begin 2016 is er, nadat een jongen naar een andere school is gegaan omdat hij in de klas en buiten de school zou zijn gepest, onrust ontstaan onder de ouders van de leerlingen van [de volgende groep] . De directie spreekt met de ouders van [de volgende groep] in het ouderlokaal. De directeur ervaart weinig ruimte voor dialoog. De ouders eisen vergaande maatregelen, onder meer wordt verwacht dat de directeur de leerkracht van de groep haalt. De directeur geeft aan dat dit niet zal gebeuren en dat hij de leerkracht steunt. De leerkracht voelt zich intussen zeer onzeker onder meer door de manier waarop zij in een e-mailbericht door eiseres is bejegend. De directie neemt contact op met de extern en onafhankelijk begeleider van het Nederlands Instituut voor Onderwijs- en Opvoedingszaken (NIVOZ) om de communicatie met de ouders over pedagogiek te begeleiden. Eiseres stuurt de school in de tussentijd verschillende e-mails. Op donderdag 4 februari 2016 vindt er vervolgens een ouderbijeenkomst plaats voor [de volgende groep] waarbij de school onder meer aangeeft dat – gelet op het gestarte traject om het pedagogisch klimaat te verbeteren en de interventies die de school nu heeft gepleegd – het zaak is om de leerkracht de tijd en het vertrouwen te geven om de groep te herpakken.
1.8.
In haar e-mailbericht van 7 februari 2016 heeft eiseres vervolgens bij de schoolleiding aangedrongen op de vervanging van de groepsleerkracht van [de volgende groep] . Volgens eiseres vinden er nog steeds incidenten plaats en is de groepsleerkracht niet in staat om de groep pedagogisch te leiden. Eiseres stelt namens meerdere ouders te spreken. Indien de groepsleerkracht niet wordt vervangen, zal eiseres de school dagvaarden wegens onrechtmatige daad.
1.9.
Verweerder heeft hierop bij brief van 9 februari 2016 gereageerd. Volgens de brief zijn op de ouderavond van 4 februari 2016 interventies aangekondigd, zoals intensieve deskundige begeleiding van de leerkracht en de klas door een externe deskundige. Verweerder gaat niet mee in de volgens eiseres enige mogelijke interventie van vervanging van de leerklacht. Verweerder heeft verder aangegeven dat hij de dialoog met eiseres wenst aan te gaan.
1.10.
Vervolgens is eiseres bij brief van 15 februari 2016 uitgenodigd voor een gesprek op het bestuurskantoor op 17 of 18 februari 2016. In de brief valt verder te lezen dat er op 18 februari 2016 een bijeenkomst is gepland voor de ouders van [de volgende groep] .
1.11.
Blijkens de brief van verweerder van 22 februari 2016 heeft eiseres niets van zich laten horen op de uitnodiging. Verweerder beschouwt de zaak voor nu als afgedaan en verwacht van eiseres een constructieve opstelling in de school tegenover schoolleiding en leerkrachten.
1.12.
In reactie hierop heeft eiseres bij e-mailbericht van 22 februari 2016 aangegeven dat zij te kampen heeft gehad met zware griep en dat zij aan de ouders van [de volgende groep] zal vragen of zij nog een gesprek wensen. Bij e-mail bericht van 26 februari 2016 geeft verweerder te kennen dat er op dit moment – onder andere gelet op de interventies, de gemaakte afspraken en de bijeenkomst van 18 februari jl. – geen noodzaak is om het gesprek aan te gaan.
1.13.
Ook in maart en april 2016 hebben verweerder en eiseres elkaar verschillende
e-mails gestuurd, onder andere over hoe [de juf] ’ heeft gereageerd op een bepaalde situatie en over een wantoestand tijdens het overblijven waarbij de dochter van eiseres zou zijn geschopt.
1.14.
Bij brief van 19 april 2016 heeft verweerder eiseres opnieuw uitgenodigd voor een gesprek. Volgens deze brief voert eiseres momenteel actie tegen de invoering van een continurooster. Eiseres heeft handtekeningen verzameld. Verweerder refereert in de brief aan een bericht dat eiseres op [social media] heeft geplaatst, namelijk:
“Time for some action richting onze school. Genoeg handtekeningen verzameld, nu maar aanhoren wat ze nu te zeggen hebben. Als men niet wilt luisteren, dan maar voelen, anders inspreken bij onze algemene bestuur. Wij kunnen toch onze ouders van onze kinderen niet zo in de steeds laten of in kou laten staan”. Verweerder vindt dit bericht opruiend, dreigend en niet constructief. Indien eiseres haar gedrag niet verandert, ziet verweerder zich genoodzaakt om desnoods een procedure tot verwijdering van de kinderen van de [school] te starten.
1.15.
Eiseres heeft bij brief van 20 april 2016 gereageerd. Daarin staat onder meer dat de ouders zich niet gehoord voelen en niet serieus worden genomen. Eiseres geeft aan dat zij in de toekomst meer cases zal plaatsen op social media om ouders hetzij burgers een geluid te gaan geven.
1.16.
In een e-mailbericht van eveneens 20 april 2016 heeft eiseres aan de intern-begeleider (IB-er) van de [school] gevraagd of haar kinderen na de meivakantie op de basisschool ‘ [school 2] kunnen starten.
1.17.
Nadat een e-mailbericht van 20 april 2016 van verweerder aan de directeur van de [school] met de tekst
“ [naam man] laat het van je schouders glijden. Het resultaat telt! Ze gaat weg!”per ongeluk naar eiseres is gestuurd, geeft eiseres aan verweerder aan dat haar kinderen niet meer weggaan van de [school] .
1.18.
Bij brief van 20 april 2016 meldt de IB-er de kinderen aan bij basisschool ‘ [school 2] .
1.19.
Op 21 april 2016 heeft eiseres een e-mailbericht gestuurd aan de [school] met de mededeling dat haar kinderen tot het einde van groep 8 op de [school] zullen blijven. Zij zal dit gaan communiceren met basisschool ’ [school 2] .
1.20.
Bij brief van 29 april 2016 heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van het voornemen om de kinderen van de [school] te verwijderen, wegens grensoverschrijdend gedrag van eiseres.
1.21.
Bij brief van 4 mei 2016 heeft eiseres haar bezwaren tegen het voornemen aan de ‘Geschillencommissie passend onderwijs’ voorgelegd. Verweerder heeft deze brief aangemerkt als een zienswijze op het voornemen.
1.22.
Bij besluit van 12 mei 2016 heeft verweerder eiseres de toegang tot het schoolgebouw en -terrein ontzegd.
1.23.
Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. Hiertegen heeft eiseres op 17 juni 2016 bezwaar gemaakt.
1.24.
Op 6 juli 2016 heeft de Geschillencommissie advies uitgebracht. Daarin staat onder andere dat het gedrag van eiseres op zich voldoende aanleiding geeft tot verwijdering, dat zij grenzen heeft overschreden, dat zij een sfeer van onrust heeft veroorzaakt en dat zij – ondanks waarschuwingen van verweerder daarmee te stoppen – heeft volhard in haar gedrag dat tot schade aan het onderwijsproces en de rust op school leidde. In het advies staat voorts dat niet is gebleken dat de belangen van de kinderen zijn gewogen en dat evenmin is gebleken dat verweerder heeft overwogen om andere middelen te beproeven, zoals bijvoorbeeld met behulp van een derde de communicatie met eiseres weer opgang brengen, dan de verwijdering van de kinderen van de school. Verweerder had dit pas mogen doen op het moment dat er geen alternatieven meer resteerden.
2. standpunten partijen
2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Volgens verweerder zijn de belangen van de kinderen meegewogen. Deze belangen waren het meest gediend bij een start op basisschool ’ [school 2] op de kortst mogelijke termijn. Eiseres bereidde deze overstap tijdens het schooljaar al zelf voor. Zij kent deze school en vond dit een geschikte school voor haar kinderen. Ook de school zelf heeft geen probleem gemeld met een overstap op dit moment van het schooljaar. Indien de verwijdering later geëffectueerd zou worden, zou dit tot een nog explosievere situatie hebben geleid. Een schoolverbod had dit kunnen oplossen, maar dat is niet in het belang van de kinderen geacht. De kinderen zijn het beste af met een normale schoolsituatie, aldus verweerder. Het door de commissie genoemde alternatief om met behulp van een derde de communicatie tussen eiseres en de school weer opgang te brengen, is geprobeerd door meermaals een gesprek tussen eiseres en het bestuur te arrangeren. Eiseres wenste het gesprek echter niet aan te gaan, aldus verweerder.
2.2.
In beroep heeft eiseres aangevoerd dat er onvoldoende aanleiding was om de kinderen te verwijderen van de [school] . Eiseres heeft schoolse zaken gedurende haar lidmaatschap van de (G)MR, waarmee zij ouders heeft vertegenwoordigd, kenbaar gemaakt. Daarnaast heeft verweerder geen initiatief genomen om in gesprek te komen met eiseres. Verweerder heeft tot slot onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de kinderen en ten onrechte direct het meest ingrijpende middel van verwijdering ingezet.
3. Juridisch kader
3.1.
Artikel 40, lid 11, van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) bepaalt het volgende. Voordat wordt besloten tot verwijdering hoort het bevoegd gezag de betrokken groepsleraar. Definitieve verwijdering van een leerling vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Onder andere school kan ook worden verstaan een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
3.2.
In de schoolgids van de [school] is omtrent schorsing en verwijdering het volgende opgenomen. Schorsing/verwijdering van leerlingen is een zaak die gelukkig niet vaak voorkomt. Mocht er aanleiding zijn om een procedure van schorsing/verwijdering in gang te zetten, dan gebeurt dit conform artikel 40 “Toelating en verwijdering van leerlingen” van wet 1 van de WPO. De tekst van deze wet is op school ter inzage aanwezig.
4. Beoordeling door de rechtbank
Procesbelang
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de kinderen nu op de basisschool ‘ [school 2] zitten. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of eiseres belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. De rechtbank beantwoord deze vraag bevestigend omdat eiseres, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, wenst dat de kinderen, de basisschool voortzetten en afronden op de [school] .
Algemene overwegingen
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de kinderen van de [school] zijn verwijderd wegens gedragingen van hun moeder. De rechtbank gaat er vanuit dat het bevoegd gezag in beginsel tot het nemen van deze beslissing bevoegd is, ook indien de feiten en omstandigheden die tot die beslissing nopen, niet de leerling zelf betreffen. De wettelijke bepaling geeft immers geen nadere aanduiding van de omstandigheden waaronder tot een verwijderingsbeslissing kan worden overgegaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking, dat in het geval van bijvoorbeeld een ernstig verstoorde relatie tussen de school en (één van) de ouders die negatieve invloed heeft op het ordelijk functioneren van de school als geheel dan wel individuele leerkrachten, de verwijdering van een leerling in voorkomend geval voor het bevoegd gezag als het enige dan wel laatste middel kan worden beschouwd om een dergelijke situatie het hoofd te bieden.
4.3.
De rechtbank benadrukt dat wel sprake is van een zodanig ingrijpend middel dat hiertoe slechts in zeer uitzonderlijke gevallen dient te worden overgegaan, waarbij, afgezien van de vereisten van artikel 40 van de Wpo, de belangen van de leerling, ouders en school terdege in overweging dienen te worden genomen.
Overwegingen toegespitst op deze zaak
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat eiseres zich geruime tijd heeft ingezet voor de school en dat aanvankelijk sprake was van een normale relatie tussen eiseres en de school. Eiseres was lid van de MR en de GMR en probeerde samen met de directie en het bestuur de school naar een hoger niveau te tillen. Deze relatie is echter tijdens het schooljaar 2015-2016 ernstig verstoord geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hierin een groot aandeel gehad.
Terwijl uit het dossier blijkt dat de school bezig was om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren – onder andere door middel van het houden van bijeenkomsten, het inzetten van het Montessorionderwijs, en verschillende interventies zoals intensieve begeleiding van de leerkracht en de klas door een externe deskundige en de inzet op het traject ‘Pedagogische tact’ van het NIVOZ – heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank op een niet-constructieve manier met verweerder gecommuniceerd.
Uit het dossier blijkt dat eiseres in de periode november/december 2015 een ouder op een woedende toon in [de taal] aanspreekt in de klas van haar dochter en heftige dingen zegt, volgens andere ouders en kinderen. Eiseres betrekt tevens andere ouders van de klas erbij. Ook op andere manieren heeft eiseres, buiten de daartoe bestemde kanalen zoals de MR of de GMR, geprobeerd ouders te mobiliseren tegen de school. Daartoe verwijst de rechtbank onder andere naar het hiervoor onder 1.14 weergegeven [bericht] van [2016] . Wanneer verweerder eiseres dringend verzoekt hiermee te stoppen, schrijft eiseres in de brief van 20 april 2016 dat zij in de toekomst meer cases zal plaatsen op social media om ouders hetzij burgers een geluid te gaan geven.
Verder heeft eiseres via verschillende e-mailberichten met de leerkracht van [de volgende groep] , de directie en het bestuur gecommuniceerd. Deze e-mailberichten zijn door hen als aanvallend ervaren. Als voorbeeld haalt de rechtbank de e-mailberichten van 26 januari 2016 en 7 februari 2016 aan. Zo schrijft eiseres in haar e-mail van 26 januari 2016 aan de leerkracht van [de volgende groep] en de directie onder andere dat de kinderen een trauma door de leerkracht hebben opgelopen en dat de leerkracht niet de juiste skills of de juiste competenties heeft. In haar e-mailbericht van 7 februari 2016 aan verweerder en de directie bericht zij verweerder voorts te dagvaarden wegens onrechtmatige daad als de leerkracht van [de volgende groep] niet vervangen wordt.
In productie 14 van het dossier staat voorts het volgende. ‘
De sfeer op de school is grimmig. [de vrouw] spreekt zich zeer negatief uit over de school en benadert andere ouders om actie te voeren tegen de school. Sommige ouders beklagen zich hierover bij de directie. Leerlingen geven aan dat ze de sfeer ‘eng’ vinden, teamleden voelen zich onveilig. De directie besluit i.o. met de MR, de OR en het schoolbestuur om het ouderlokaal tijdelijk te sluiten’.Voorts is in productie 14 de brief opgenomen waarin de sluiting van het ouderlokaal wordt aangekondigd aan de ouders.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier genoegzaam vast komen te staan dat de niet-constructieve wijze van communiceren van eiseres heeft geleid tot een verstoorde relatie tussen eiseres en de school en dat dit invloed heeft gehad op het ordelijk functioneren van de school als geheel dan wel op individuele leerkrachten. Dat de gedragingen van eiseres door de school des te meer als contraproductief en hinderlijk werden ervaren nu ze plaatsvonden juist in een periode waarin op school behoefte bestond aan een rustige sfeer om verder te kunnen werken aan het ingezette proces van verbetering van kwaliteit van het onderwijs, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk dat verweerder het gedrag van eiseres heeft willen stoppen. Daarbij is de rechtbank verder van oordeel dat de stelling van eiseres dat zij haar uitingen op [social media] en via e-mailberichten heeft gedaan als lid van de (G)MR faalt. Uit niets blijkt immers dat de school, de (G)MR of de ouders aan eiseres hebben gevraagd of zij als spreekbuis van hen wilde optreden.
4.6.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verwijdering van de kinderen van de school als laatste middel kon worden beschouwd om de verstoorde relatie en de daardoor ontstane situatie het hoofd te bieden en dat daartoe, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen, voldoende aanleiding was. Daarbij acht de rechtbank van belang dat – in tegenstelling tot hetgeen eiseres heeft betoogd – verweerder alvorens hij tot verwijdering van de kinderen is overgegaan wel degelijk voldoende initiatief heeft genomen om met eiseres in gesprek te komen. Zo blijkt uit het dossier dat verweerder eiseres bij brief van 15 februari 2016 heeft uitgenodigd voor een gesprek op 17 of 18 februari 2016 en dat eiseres ook bij brief van 19 april 2016 is uitgenodigd voor een gesprek. Dat eiseres, zoals zij stelt, wegens ziekte niet kon verschijnen op 17 of 18 februari 2016, laat onverlet dat zij niet heeft gereageerd op de uitnodiging in de brief van 19 april 2016 . Verder heeft verweerder eiseres verschillende malen gewaarschuwd, bijvoorbeeld bij brief van 19 april 2016 , dat als zij haar gedragingen niet zou staken verweerder zich genoodzaakt ziet om desnoods een procedure tot verwijdering van de kinderen van de [school] te starten. Eiseres heeft ondanks deze waarschuwingen haar gedragingen niet gestaakt. Sterker nog, zij heeft volhard in haar gedrag. Zo geeft eiseres in haar brief van 20 april 2016 immers aan dat zij in de toekomst meer cases zal plaatsen op social media om ouders hetzij burgers een geluid te gaan geven.
4.7.
Tot slot faalt de stelling van eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de kinderen, door hen zes weken voor de zomervakantie en in de week voor aanvang van de Cito-toetsen te verwijderen. Uit de besluitvorming van verweerder blijkt dat is meegewogen dat eiseres zelf al eerder tot tweemaal toe de overstap van de kinderen tijdens het schooljaar heeft voorbereid. Eiseres kende basisschool ’ [school 2] en vond dit een geschikte school voor haar kinderen. Ook basisschool ’ [school 2] zelf heeft geen probleem gemeld met een overstap op dit moment van het jaar. Voorts heeft verweerder zich er van vergewist dat een overstap per het nieuwe schooljaar een onwerkbare/explosievere situatie had opgeleverd, omdat een verwijdering dan al zou zijn aangekondigd maar nog niet zou zijn geeffectueerd. Tot slot heeft verweerder kunnen overwegen dat een schoolverbod gedurende meerdere maanden dit probleem wellicht had opgelost maar dat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn.
4.8.
Gelet op het voorgaande was er dan ook voldoende grond om tot verwijdering van de kinderen van de [school] over te gaan. De beroepsgrond van eiseres dat dit niet het geval is faalt dan ook.
5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat de verwijderingsbeslissing in stand blijft en de kinderen dus niet terug gaan naar de [school] . Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht is dan ook geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, voorzitter, en mr. R.B. Kleiss en mr. L.Z. Achouak el Idrissi, leden, in aanwezigheid van mr. C.A.R. Bleijendaal, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.