In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De gemeente Uithoorn had de aanvraag van een 19-jarige inwoonster, aangeduid als [verzoeker], voor een pleegzorgindicatie met terugwerkende kracht tot 1 juli 2016 afgewezen. De voorzieningenrechter moest beoordelen of er een noodzaak bestond voor het verlenen van jeugdhulp aan [verzoeker], die tot haar achttiende pleegzorg ontving. De gemeente stelde dat er geen noodzaak was voor het verlengen van de pleegzorg, omdat [verzoeker] inmiddels achttien was en in staat was om zelfstandig inkomen te genereren. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat het college een te beperkte invulling gaf aan het begrip 'perspectief'. [verzoeker] functioneerde op een licht verstandelijk beperkt niveau en had behoefte aan een veilige en voorspelbare omgeving. De voorzieningenrechter besloot dat het college [verzoeker] met ingang van 19 juni 2017 in aanmerking moest brengen voor jeugdhulp in de vorm van pleegzorg met bijbehorende vergoeding. Tevens werd het college opgedragen het betaalde griffierecht aan [verzoeker] te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van jeugdhulp voor kwetsbare jongeren, ook na het bereiken van de meerderjarigheid.