Overwegingen
1. De Nsw is een fiscale wet. Eén van de fiscale instrumenten van de Nsw is dat de eigenaar van een onder de Nsw gerangschikt landgoed van minimaal vijf hectare fiscaal voordeel ontvangt, zoals vrijstelling van de overdrachtsbelasting. Met het fiscaal voordeel dat een eigenaar in de zin van de Nsw ontvangt, wordt deze eigenaar geacht het landgoed te onderhouden en in stand te houden.
2. Stal en [naam gemachtigde] ( [naam gemachtigde] ) en [betrokkene] ( [betrokkene] ) hebben op 23 december 2008 een aanvraag ingediend om een (voormalige) stolpboerderij met omliggende gronden gelegen in droogmakerij de Wijde Wormer, een in 1626 drooggemalen meer, als landgoed te rangschikken onder de Nsw (hierna: de aanvraag). In de aanvraag staat vermeld dat het terrein met opstallen (hierna: het perceel) in totaal 5,0551 hectare bestrijkt. Het perceel is op 29 december 2008 door de toenmalige eigenaar gesplitst in 25 appartementsrechten, waarvan [naam gemachtigde] en [betrokkene] op dezelfde datum één appartementsrecht geleverd hebben gekregen (2/100e deel). Stal heeft op dezelfde datum 24 appartementsrechten geleverd gekregen (98/100e deel).
3. Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, hebben verweerders de aanvraag afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden voor rangschikking onder de Nsw wordt voldaan. Het perceel is volgens verweerders in dit geval zo in appartementsrechten gesplitst dat geen gemeenschappelijk gebruiksdeel van de onroerende zaak meer resteert. Er is dus geen sprake van een situatie die vergelijkbaar is met een onverdeelde eigendom. Daarnaast hebben verweerders zich op het standpunt gesteld dat zelfs als Stal de splitsing in appartementsrechten ongedaan zou maken dit niet alsnog tot inwilliging van de aanvraag kan leiden, omdat de onroerende zaak op de gewenste ingangsdatum niet aan de voorwaarden voor rangschikking voldeed. Bovendien is in het geval van ontsplitsing van de appartementsrechten het deel van Stal, zonder het deel van [naam gemachtigde] en [betrokkene] , kleiner dan vijf hectare. Dat deel is dan niet groot genoeg om als zelfstandig landgoed te worden aangemerkt.
4. Stal stelt in beroep dat de onroerende zaak met terugwerkende kracht per datum aanvraag in de oude rechtstoestand kan worden hersteld door de splitsing in 25 appartementsrechten ongedaan te maken. De aanvraag zou dan toch nog ingewilligd kunnen worden. Daarnaast stelt Stal zich op het standpunt dat het deel van het perceel van Stal wel meer dan vijf hectare groot is.
5. Verweerders blijven in beroep bij hun standpunt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in de Nsw zijn gesteld voor rangschikking als landgoed en dat dit niet met terugwerkende kracht kan worden hersteld tot de datum van de aanvraag.
Beoordeling van het beroep door de rechtbank
6. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld wat de omvang van het beroep is.
Verweerders hebben de rangschikking geweigerd om twee redenen: ten eerste dat Stal als houder van 24 appartementsrechten (waarbij op het gehele landgoed inclusief de gronden exclusieve gebruiksrechten rusten) niet als eigenaar in de zin van de Nsw kan worden aangemerkt en ten tweede dat het ongedaan maken van de splitsing er niet toe kan leiden dat op de gewenste ingangsdatum aan de voorwaarden voor rangschikking als landgoed werd voldaan. Tijdens de zitting is uitgebreid stilgestaan bij de beroepsgronden van Stal. Na een korte schorsing die tot doel had Stal extra ruimte te geven om te overleggen en na te denken, heeft Stal desgevraagd uitdrukkelijk bevestigd dat zij geen oordeel van de rechtbank wenst over het standpunt van verweerder dat zij als houder van de appartementsrechten niet als eigenaar in de zin van de Nsw kan worden aangemerkt. Dit is dus geen geschilpunt en gelet daarop kan en mag de rechtbank daarover dan ook geen oordeel geven.
7. Stal wil uitdrukkelijk wel een oordeel van de rechtbank over de vraag of de aanvraag kan worden ingewilligd wanneer de splitsing in appartementsrechten met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt. Stal stelt dat dit per datum aanvraag bewerkstelligd kan worden, omdat de verkoper aan een ontsplitsing wil meewerken. Stal stelt daarbij dat zij of de verkoper zich kan beroepen op dwaling, omdat Stal ten tijde van de koop dacht dat de appartementsrechten onder de Nsw zouden vallen, terwijl dit nu toch niet het geval blijkt te zijn. De mogelijkheid van ontsplitsing met terugwerkende kracht is tijdens de zitting besproken, onder meer met de notaris van Stal.
8. De rechtbank is na beraadslaging tot de conclusie gekomen dat zij de door Stal gestelde mogelijke ontsplitsing met terugwerkende kracht niet bij de beoordeling van het beroep kan betrekken. De rechtbank moet het beroep beoordelen naar de situatie zoals deze was toen het besluit werd genomen (ex tunc). De rechtbank kijkt dus alleen naar de feiten en omstandigheden die zich toen voordeden en naar de regelgeving die toen gold. Onzekere toekomstige gebeurtenissen kunnen hierbij geen rol spelen, te minder nu uit artikel 2, vijfde lid, van de Nsw ook nog volgt dat om voor rangschikking in aanmerking te komen ten tijde van de aanvraag al aan alle voorwaarden moet worden voldaan.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel ten tijde van het bestreden besluit gesplitst was in 25 appartementsrechten (en dat nog steeds is). Nu Stal uitdrukkelijk niet betwist dat zij als houder van 24 appartementsrechten niet als eigenaar in de zin van de Nsw kan worden aangemerkt, hebben verweerders naar het oordeel van de rechtbank in bezwaar terecht vastgehouden aan deze weigeringsgrond van de aanvraag. Aan de vraag of het deel van het perceel van Stal groter is dan de vereiste 5 hectare komt de rechtbank dan niet meer toe.
10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit om het perceel niet te rangschikken onder de Nsw in stand blijft.
11. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding om verweerders te veroordelen in de proceskosten van Stal of voor vergoeding van het door Stal betaalde griffierecht.