ECLI:NL:RBAMS:2017:5588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
3 augustus 2017
Zaaknummer
EA 17-546
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gebruik mobiele telefoon tijdens het besturen van de metro

Op 3 augustus 2017 heeft de kantonrechter te Amsterdam uitspraak gedaan in een ontbindingszaak tussen GVB Exploitatie BV en een werknemer, verweerder, die als personenvervoerder metro werkzaam was. Verzoekster, GVB Exploitatie BV, had op 15 juni 2017 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, na een incident waarbij verweerder op 22 maart 2017 een mobiele telefoon in zijn hand had tijdens het besturen van de metro. Dit was in strijd met de gedragsregels van de werkgever, die het gebruik van mobiele telefoons tijdens het werk verbiedt. Verweerder had eerder een ernstige waarschuwing ontvangen voor het niet naleven van bedrijfsregels, maar de kantonrechter oordeelde dat de sanctie van een laatste waarschuwing niet voldoende was om het dienstverband te beëindigen. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat verweerder dermate onbetrouwbaar was dat voortzetting van het dienstverband niet van verzoekster gevergd kon worden. Het verzoek tot ontbinding werd afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
kenmerk: EA 17-546
3 augustus 2017
11
Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op een verzoek als bedoeld in artikel 7:671b van het Burgerlijk Wetboek, ingediend door:

de besloten vennootschap GVB Exploitatie BV

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
gemachtigde: mr. S.K.Schreurs
t e g e n

[verweerder]

wonende te [plaats]
verweerder
gemachtigde: mr. E.Nagtegaal.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Verzoekster heeft op 15 juni 2017 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Verweerder heeft op 3 juli 2017 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 25 juli 2017. Partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. De gemachtigde van verzoekster heeft het woord gevoerd aan de hand van overgelegde aantekeningen. De gemachtigden hebben op elkaar gereageerd en vragen van de kantonrechter zijn beantwoord.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

1. Tot uitgangspunt dient het volgende:
1.1
Verweerder, 48 jaar oud, is op 5 september 1990 bij verzoekster in dienst getreden als personenvervoerder metro. Zijn salaris bedraagt
€ 2.368,24 bruto p.m. excl. vakantiegeld en emolumenten op basis van 83,33% werktijd.
1.2
Op 10 juni 2015 ontving verweerder een ernstige en laatste waarschuwing wegens het niet naleven van bedrijfsregels van verzoekster. Hierover is door partijen gecorrespondeerd.
1.3
In de gedragsregels van verzoekster staat dat een mobiele telefoon van personenvervoerders uit dient te staan en opgeborgen dient te zijn in de tas. Op 21 november 2011 is o.a. deze regel nog eens onder de aandacht gebracht van het personeel in een memo, in 2014 was er een campagne met posters waarop staat ‘’telefoon tijdens de dienst uit en in je tas’’, en in mei 2016 was er een vervolgcampagne telefoon en verkeer gaan niet samen waarin staat dat bij overtreding van deze bedrijfsregel een laatste, schriftelijke waarschuwing volgt terwijl intensievere controle op nakoming van de regel wordt aangekondigd..
1.4
Op 22 maart 2017 gebruikte [naam 1] , hoofd opleidingen metro, metro nr. 50. Hij liep naar de bestuurderscabine en zag dat de hem bekende verweerder de bestuurder was. Hij zag dat verweerder een mobiele telefoon in zijn linkerhand had terwijl hij het station Overamstel naderde. [naam 1] heeft verweerder op het station geconfronteerd met zijn waarneming en hij heeft hem gezegd dat hij dit aan zijn unitmanager zou doorgeven. Op 22 maart 2017 heeft [naam 1] een verklaring over de gebeurtenis opgesteld (prod.16 verzoekschrift).
1.5
Op 22 maart 2017 heeft verzoekster verweerder geschorst en hem uitgenodigd voor een toelichtend gesprek op 28 maart 2017. Omdat de verklaringen van [naam 1] en verweerder van elkaar afweken heeft verzoekster aan [naam 1] gevraagd een still uit het door hem gemaakte filmpje aan haar te tonen. Daarop is te zien dat verweerder tijdens het rijden een telefoon in zijn linkerhand heeft.
2. Verzoekster verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Zij beroept zich daartoe, kort gezegd, op de onder 1. weergegeven feiten en omstandigheden die ernstig verwijtbaar handelen opleveren en die ertoe hebben geleid dat verzoekster geen vertrouwen meer heeft in verweerder.
3. Verweerder betwist het verzoek. Hij voert aan, zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang, dat het verzoek disproportioneel is. Gebruikelijk is een waarschuwing bij schending van de gedragsregel betreffende mobiele telefoons (zie 1.3).

Beoordeling

4. In elk geval staat vast dat verweerder tijdens het rijden op de metro een mobieltje vast had in zijn linkerhand. Dit is in strijd met de onder 1.3 bedoelde gedragsregel van verzoekster. Verweerder wist dat. Als sanctie op overtreding stond een schriftelijke, laatste waarschuwing. Desondanks verzoekt verweerster thans ontbinding vanwege de volgende bijkomende omstandigheden:
-de onder 1.2 genoemde laatste waarschuwing aan verweerder;
-zijn aantoonbaar gedraai omtrent het voorval;
-het feit dat [naam 1] eerder ook al eens had geconstateerd dat verweerder een mobiel vast hield tijdens het rijden op de metro.
5. Allereerst wordt overwogen dat de sanctie die verzoekster heeft aangekondigd voor overtreding van de gedragsregel over het voorhanden hebben van een mobieltje tijdens het werk (een laatste waarschuwing) passend wordt geoordeeld. Het is immers hoogst onwenselijk en onverantwoord dat een bestuurder van een metro tijdens het rijden een mobieltje gebruikt. Ter voorkoming daarvan is het passend om het voorhanden hebben van een mobieltje tijdens het rijden al te verbieden. Dat laat onverlet dat als gebruik tijdens het rijden van een mobiel komt vast te staan dat met zich moet kunnen brengen dat verzoekster het dienstverband met de betrokken werknemer niet langer behoeft te continueren. Dat is hier echter niet aan de orde.
6. De aan verweerder gegeven waarschuwing (zie 1.2) heeft te maken met het overtreden door verweerder van diverse gedragsregels van verzoekster zoals kledingvoorschriften, voorschriften bij ziekteverzuim, te laat komen. Niet eerder is verweerder gewaarschuwd voor het voorhanden hebben van een mobieltje tijdens het besturen. Die onder 1.2 bedoelde waarschuwing wordt voor het thans aan verweerder gemaakte verwijt niet als een zodanig verzwarende omstandigheid aangemerkt dat daardoor, in afwijking van het aangekondigde beleid, bij een eerste overtreding van de gedragsregel inzake het voorhanden hebben van mobieltjes beëindiging van het dienstverband gerechtvaardigd wordt geacht. Verweerder betoont zich bepaald geen modelwerknemer. Steeds meer zal hij zich er rekenschap van moeten geven dat de regels niet alleen ook voor hem gelden maar dat het zich niet houden aan die regels met zich kan brengen dat hij ongeschikt wordt geacht voor zijn functie.
7. Het feit dat iemand draait/liegt over een feit waarmee hij wordt geconfronteerd met mogelijk verstrekkende gevolgen maakt iemand niet meteen zo onbetrouwbaar dat men geen enkel vertrouwen in de betrokkene meer kan hebben. Het onder druk niet de waarheid spreken is immers vrij menselijk. Na de confrontatie met de foto van [naam 1] kon verweerder niet langer ontkennen dat hij een mobieltje in zijn handen had gehad tijdens het rijden. Dat deed hij dan ook niet meer. Zijn verdere verklaring hierover lijkt een nogal hoog kletsgehalte te hebben. Dit bewijzen is niet mogelijk. Gek genoeg zou verzoekster waarschijnlijk meer vertrouwen in verweerder hebben overgehouden als hij na de confrontatie met de foto gewoon verteld zou hebben wat er nu precies was gebeurd en aangegeven zou hebben dat dit nooit meer zou gebeuren omdat hij begrijpt dat rijden en mobieltje gebruiken niet samengaan. Nu blijft hangen dat verweerder het eigenlijk allemaal maar onzin vindt omdat het gebruik niet bewezen is. Hoe dit verder zij, na de confrontatie met de foto is niet komen vast te staan dat wat verweerder heeft verklaard daadwerkelijk onwaar is. Daarmee is eveneens onvoldoende komen vast te staan dat verweerder dermate onbetrouwbaar is of verwijtbaar is opgetreden dat voortzetting van het dienstverband niet van verzoekster gevergd kan worden (bijv. wegens gebrek aan vertrouwen in verweerder).
8. De eerdere waarneming van [naam 1] (zie onder 4.) is door verweerder bestreden. Er is in dit geding te weinig over komen vast te staan. Daarom wordt dit verder buiten beschouwing gelaten.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen slaagt het verweer. Het verzoek wordt afgewezen.
12. De kosten worden gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
I wijst het verzoek af;
II bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
Aldus gegeven door C. von Meyenfeldt, als kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter