4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt dat de verdediging ten aanzien van de ten laste gelegde mishandelingen en vernieling een beroep op noodweer heeft willen doen. Omdat deze verweren een betwisting van de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte inhouden, zal de rechtbank deze verweren bij de bespreking van het bewijs, hieronder, beoordelen.
-
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank gaat er op grond van de verklaringen van [naam 1] en [naam 5] van uit dat verdachte dronken thuis kwam en meteen agressief werd. Hij heeft hierbij spullen van [naam 1] en [naam 5] vernield. In reactie hierop heeft [naam 1] verdachte in bedwang gehouden totdat de politie zou komen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het verweer, dat de spullen in de worsteling kapot zijn gegaan. Verdachte heeft geweld gebruikt om los te komen uit [naam 1] greep. Dit heeft letsel veroorzaakt bij [naam 1] . Dit letsel en de vernielde spullen zijn waargenomen door de ter plaatse gekomen agenten. Het in bedwang houden van verdachte door [naam 1] was naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig, omdat dit een direct en logisch gevolg was van het vernielen van de eigendommen van [naam 1] en [naam 5] . Dit soort fysiek contact was bovendien nodig en gerechtvaardigd om ook andere eigendommen te beschermen tegen de agressie van verdachte. Aangezien dit contact niet wederrechtelijk was, mocht verdachte zich hier niet tegen verzetten. Voor zover verdachte een beroep doet op noodweer, wordt dat dan ook verworpen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling en mishandeling, zoals in rubriek 5 is vermeld.
-
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, op grond van de verklaringen van [naam 6] en [naam 3] , bewezen dat verdachte [naam 3] heeft beledigd door hem in het gezicht te spugen, zoals hierna in rubriek 5 is vermeld.
-
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Verdachte heeft verklaard dat hij buiten werd aangevallen door [naam 4] , die hij uiteindelijk één klap tegen het hoofd heeft gegeven. De lezing van verdachte van de gebeurtenissen wijkt af van die van [naam 4] . De rechtbank stelt echter vast dat de lezing van verdachte, anders dan die van [naam 4] , wordt ondersteund door de verklaringen van [naam 8] , de barvrouw van café [naam 7] , en [naam 9] , een omstander die de gebeurtenissen buiten het café heeft waargenomen.
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een (dreiging van) een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen noodzakelijke verdediging is geboden. De rechtbank is van oordeel dat uit de door verdachte geschetste feiten en omstandigheden, die worden ondersteund door de verklaringen van [naam 8] en [naam 9] , volgt dat verdachte handelde ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf. Verdachte heeft [naam 4] immers eerst in het café meermalen gevraagd hem met rust te laten en te vertrekken, hetgeen niet tot dat resultaat heeft geleid. Vervolgens heeft verdachte geprobeerd zich aan de situatie te onttrekken, door het café te verlaten. Ook dit heeft er niet toe mogen leiden dat [naam 4] verdachte met rust liet. Vervolgens heeft verdachte [naam 4] , toen deze opnieuw achter hem aankwam, weer gevraagd hem met rust te laten, wat [naam 4] ook deze keer niet deed. Integendeel, [naam 4] bleef achter verdachte aan zitten. Zelfs de tussenkomst van een andere cafébezoeker had niet dit effect. Bij zijn toenaderingen buiten het café maakte [naam 4] volgens verdachte slaande bewegingen naar hem en raakte hem ook. Steun voor de verklaring van verdachte, dat [naam 4] slaande bewegingen naar hem maakte, vindt de rechtbank in de verklaring van [naam 9] . Uiteindelijk heeft verdachte [naam 4] een klap gegeven. Verdachte heeft dit naar eigen zeggen gedaan, omdat hij niet weer geslagen wilde worden. Hij verklaart letterlijk dat hij toch geen boksbal is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, toen [naam 4] hem onder de hierboven geschetste omstandigheden opnieuw naderde, terecht mocht vrezen voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hierbij is niet alleen van belang dat [naam 4] alle verzoeken hem met rust te laten negeerde en dat hij kort daarvoor ook al slaande bewegingen had gemaakt naar verdachte, maar ook dat [naam 4] in een kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, waardoor zijn gedrag een zekere mate van onvoorspelbaarheid en ongecontroleerdheid vertoonde. De reactie van verdachte, het geven van één klap, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de vereisten van een geboden noodzakelijke verdediging ter beëindiging van de dreigende aanranding. Gelet op het voorgaande wordt het beroep op noodweer gehonoreerd.
Aangezien aannemelijk is dat verdachte het door hem gepleegde geweld in noodweer heeft gepleegd, kan niet bewezen worden dat verdachtes ten laste gelegde gedraging wederrechtelijk was en dus als mishandelend kan worden aangemerkt. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde.
-
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht, op grond van de verklaringen van verdachte, agent [naam 11] en het wapenrapport van agent [naam 12] , bewezen dat verdachte de Wet wapens en munitie heeft overtreden, zoals hierna in rubriek 5 is vermeld.