ECLI:NL:RBAMS:2017:6032

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
21 augustus 2017
Zaaknummer
C/13/616821 / FA RK 16-6915
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tenuitvoerlegging van in Marokko vastgestelde kinderalimentatie in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in Marokko een onderhoudsbijdrage voor zijn kinderen had vastgesteld, verzocht de Nederlandse rechter om deze bijdrage op nihil te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 28 juni 2016 onder de schuldsanering valt en daardoor niet over de financiële middelen beschikt om een onderhoudsbijdrage te betalen. De rechtbank oordeelde dat de eerder in Marokko vastgestelde alimentatie niet in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd, omdat er geen verdrag of bijzondere wet van toepassing is die dit mogelijk maakt. Hierdoor kon de Nederlandse rechter de onderhoudsverplichting van de man opnieuw beoordelen zonder rekening te houden met de Marokkaanse uitspraak. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de man geen bijdrage verschuldigd is, en heeft zijn verzoek om terugbetaling van eerder betaalde alimentatie afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/616821 / FA RK 16-6915 (JK/SK)
Beschikking van 23 augustus 2017 betreffende kinderalimentatie
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J. el Hannouche te Utrecht,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.F. Achekar te Amsterdam

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken waaronder
  • het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2016;
  • het verweerschrift;
  • een F9-formulier met bijlagen d.d. 7 februari 2017 van de zijde van de man;
  • een F9-formulier met bijlagen d.d. 5 juni 2017 van de zijde van de man.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 16 juni 2017.
1.3.
Gehoord zijn de man, bijgestaan door een tolk, en zijn advocaat. De vrouw is niet in persoon ter zitting verschenen, maar wel haar advocaat.
1.4.
De advocaat van de man heeft, zoals afgesproken, na de zitting nog stukken toegezonden. Ter griffie is op 3 juli 2017 een faxbericht ingekomen. De advocaat van de vrouw heeft daar, hoewel in gelegenheid gesteld, niet op gereageerd. Na de reactietermijn heeft de advocaat van de man nog een faxbericht toegestuurd. Dit bericht wordt buiten beschouwing gelaten, omdat het buiten de daarvoor gegeven termijn is ingediend.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Hun huwelijk is op 7 december 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
2.2.
Partijen hebben tezamen de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
De kinderen hebben hun gewone verblijfplaats bij de vrouw.
2.3.
De rechtbank te Ksar El Kebir (Marokko) heeft 13 september 2010 de onderhoudsbijdrage van verzoeker voor de kinderen bepaald op 600 Marokkaanse Dirhams (hierna: MD) per maand per kind alsmede een bijzondere bijdrage voor onkosten in verband met de islamitische feestdagen welke is bepaald op 2.000 MD per jaar per kind. Deze beslissing is op 25 juni 2012 door het Gerechtshof Tanger bekrachtigd. Naar aanleiding van een wijzigingsverzoek van verweerder heeft de rechtbank te Ksar El Kebir op 11 februari 2014 de onderhoudsbijdrage opnieuw bepaald op 1.000 MD per maand per kind en de bijzondere bijdrage voor onkosten in verband met de islamitische feestdagen op 2.500 MD per jaar per kind.
2.4.
Bij vonnis van 28 juni 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van de man.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De man verzoekt:
  • primair de door hem aan de vrouw te betalen bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil te bepalen, althans op een in goede justitie door de Rechtbank te bepalen bedrag vast te stellen, zulks met ingang van 28 juni 2016;
  • subsidiair, met wijziging van de beschikking van de Marokkaanse rechtbank van 11 februari 2014 de door hem te betalen bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil te bepalen, althans op een in goede justitie door de Rechtbank te bepalen bedrag welke lager is dan de door de Marokkaanse rechtbank opgelegde bijdrage, zulks met ingang van 26 juni 2016;
  • te bepalen dat hetgeen de vrouw meer mocht hebben ontvangen van de man aan bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dan hetgeen de man rechtens verschuldigd is op grond van de door de Rechtbank in dezen te wijzen beschikking, door de vrouw zal worden terugbetaald, althans zal worden verrekend met de (eventueel) nog aan de vrouw door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
3.2.
De vrouw verzoekt de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek van de man af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 3 van de Europese Alimentatieverordening nr. 4/2009 is de Nederlandse rechter als rechter van de gewone verblijfplaats van de alimentatiegerechtigde bevoegd.
4.2.
Op grond van artikel 3 van het Haags Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007 is Nederlands recht van toepassing
4.3.
Beoordeeld moet worden in hoeverre de man in zijn verzoeken ontvankelijk is en die toewijsbaar zijn, waarbij van belang is dat de man thans op grond van een eerdere uitspraak van de rechter in Marokko een onderhoudsbijdrage voor de kinderen verschuldigd is.
4.4.
Op grond van artikel 431 Rv kunnen buitenlandse rechterlijke beslissingen niet in Nederland ten uitvoer gelegd worden, behoudens het bepaalde in de artikelen 985 tot en met 994 Rv, zodat er voor tenuitvoerlegging van de Marokkaanse uitspraak rechterlijk verlof van de Nederlandse rechter noodzakelijk is. Daartoe dient de uitspraak krachtens een verdrag of krachtens de wet in Nederland uitvoerbaar te zijn. Aangezien de man onbetwist heeft gesteld dat er geen verdrag of bijzondere wet van toepassing is, en de rechtbank niet anderszins is gebleken, is de door de Marokkaanse rechter gegeven uitspraak niet voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar. Dit leidt er op grond van artikel 431 lid 2 Rv toe dat de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn kinderen opnieuw door de Nederlandse rechter behandeld en afgedaan kan worden, zonder verdere acht te slaan op de inhoud van de Marokkaanse uitspraak.
4.5.
Beoordeeld moet worden of en zo ja, met welk bedrag de man dient bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
4.6.
Indien een ouder zijn onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen niet (behoorlijk) nakomt, kan de andere ouder op grond van artikel 1:406 BW aan de rechtbank verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren. Vaste regel is echter, dat dit artikel slechts ziet op de onderhoudsverplichting van een ouder die niet het gezag uitoefent. Namens de man is een afschrift van de beschikking van deze rechtbank d.d. 2 mei 2012 overgelegd, waaruit blijkt dat bij beschikking van 5 oktober 2011 van deze rechtbank het verzoek van de vrouw om alleen met het ouderlijk gezag belast te worden is afgewezen. De rechtbank gaat er op basis van die informatie vanuit dat partijen het gezag over de kinderen tezamen uit oefenen. Dit artikel biedt de man derhalve geen mogelijkheid om de door hem te betalen bijdrage op nihil te bepalen.
4.7.
In het geval van gezamenlijk gezag, stelt, als daar geschil over is, de rechter een bijdrage voor kinderen vast aan de hand van de algemene maatstaven van art. 1:397 jo 1:404 BW, te weten de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders.
4.8.
Op de man is de regeling van de wettelijke schuldsanering van toepassing. Gesteld noch gebleken is dat hij ten onrechte tot de WSNP is toegelaten. Gedurende de tijd waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, kan de man slechts beschikken over het op voet van artikel 295 lid 2 van de Faillissementswet (hierna: Fw) door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag. Het vrij te laten bedrag ligt, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, beneden het bijstandsniveau. Op grond van vaste jurisprudentie moet daarmee worden aangenomen dat de man sinds 28 juni 2016 niet over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage betalen. In deze is niet gebleken dat een uitzondering gemaakt moet worden op deze hoofdregel, zodat de man thans geen bijdrage verschuldigd is. Het primair verzochte is daarom als na te melden voor toewijzing vatbaar.
4.9.
Het verzoek van de man betreffende een terugbetalingsverplichting van de vrouw dient op grond van hetgeen in rechtsoverweging 4.4 is overwogen afgewezen te worden, aangezien dit verzoek als grondslag heeft dat de Marokkaanse uitspraak wordt gewijzigd en daarvoor in dit geding geen plaats is.

5.De beslissing

De rechtbank
- bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen met ingang van 28 juni 2016 op nihil;
- verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst de verzoeken van de man voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door rechter mr. J. Kloosterhuis, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.S. Kuijken, griffier, op 23 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).