Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2017 in de zaak tussen
[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres,
de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) aan een advocaat een toevoeging voor een advieszaak toegekend voor het indienen van een klacht bij het Comité tegen Foltering (CtF). De advocaat betwistte deze toekenning en stelde dat zij recht had op een toevoeging voor een procedure, wat meer punten zou opleveren. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de RvR de klacht bij het CtF terecht niet als een 'wettelijk geregelde klachtprocedure' heeft aangemerkt volgens artikel 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr). De rechtbank interpreteerde de wet grammaticaal en concludeerde dat de regelgever enkel nationaalrechtelijke procedures onder deze definitie heeft willen scharen. De rechtbank oordeelde dat het belang van de zaak relatief klein is en dat er geen aanleiding is om vooruit te lopen op toekomstige wet- of regelgeving. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J. van den Bergh, rechter, en mr. F.P. van Straelen, griffier, op 16 augustus 2017. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.