ECLI:NL:RBAMS:2017:6461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
13/650675-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot verkrachting, afpersing en bedreiging met verkrachting

Op 7 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 24-jarige man, die op 6 november 2016 in Amsterdam een vrouw heeft geprobeerd te verkrachten en haar heeft bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw van haar fiets heeft geduwd, haar heeft geslagen en geschopt, en haar heeft betast. Tijdens het incident heeft hij de vrouw bedreigd met de woorden: 'I'm gonna rape you' en 'I am going to kill you'. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en hij moet het slachtoffer een schadevergoeding van ruim 3.600 euro betalen. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig zijn en dat de verdachte een gevoel van onveiligheid heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het delict op het slachtoffer, die last heeft van flashbacks en angst om alleen in het donker te fietsen. De verdachte heeft eerder een veroordeling voor openlijk geweld op zijn naam staan, maar de rechtbank oordeelde dat hij volledig toerekeningsvatbaar is. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schadevergoeding heeft vastgesteld op 3.500 euro.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650675-16
Datum uitspraak: 7 september 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992
laatst opgegeven adres: [adres] , [woonplaats]
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ” te [Plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H. Vriezen-Buist, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg Weesperzijde, ter uitvoering van het door hem voorgenomen
misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging
met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het
ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, opzettelijk eenmaal of meermalen
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en/of getrokken,
waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding
over de grond heeft getrokken en/of gesleurd en/of
- de borsten en schaamsteek en/of billen van voornoemde [slachtoffer]
heeft betast en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to
kill you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, zijn stijve penis tegen de billen,
althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden/gedrukt en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of
geschopt en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] om hulp schreeuwde, zijn hand op/voor de mond van
voornoemde [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg Weesperzijde, door geweld en/of (een) andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
immers heeft hij eenmaal of meermalen
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets geduwd en/of getrokken, waardoor
voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar
jas/kleding over de grond getrokken en/of gesleurd en/of
- de borsten en/of vagina en/of schaamsteek en/of billen van voornoemde [slachtoffer]
betast en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to kill
you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, zijn stijve penis tegen de billen,
althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] gehouden/gedrukt en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of
geschopt en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] om hulp schreeuwde, zijn hand op/voor de mond van
voornoemde [slachtoffer] gelegd/gehouden;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg Weesperzijde, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld,
bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met kracht)
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets te duwen en/of trekken, waardoor
voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding
over de grond te trekken en/of te sleuren en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of
te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg, Weesperzijde, in elk geval op een openbare weg, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, eenmaal of meermalen
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en/of getrokken,
waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding
over de grond heeft getrokken en/of gesleurd en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd: "Can I have your bike?" en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to
kill you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of
geschopt;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg Weesperzijde, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond dat hij eenmaal of meermalen
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en/of getrokken,
waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding
over de grond heeft getrokken en/of gesleurd en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd: "Can I have your bike" en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to
kill you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of
geschopt;
3.
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
op de openbare weg, Weesperzijde, [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting
en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "I'm gonna rape you" en/of
"I am going to kill you", althans telkens woorden van gelijke bedreigende aard
en/of strekking.
De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat de tenlastelegging ten aanzien van
feit 2 als een
en/oftenlastelegging moet worden gelezen terwijl abusievelijk alleen het woord
oftussen beiden alinea's staat vermeld.
De rechtbank leest het in de regel na de eerste alinea van het onder 2 ten laste gelegde vermelde “
of” als “
en/of”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten 1 primair, 2 en 3 bewezen kunnen worden verklaard.
De onder 1 primair laste gelegde poging tot verkrachting kan bewezen worden verklaard nu de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, te weten het dreigen met verkrachting, het betasten van de schaamstreek, het met de penis aandrukken tegen de billen van aangeefster passen bij een poging tot verkrachting.
De officier van justitie komt voorts tot de bewezenverklaring van de cumulatief/alternatief ten laste gelegde
afpersingaangezien verdachte over dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd, die overeenkomt met de verklaring van aangeefster.
Voor feit 3 bevindt zich in het dossier eveneens genoeg bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte weliswaar de diefstal met geweld danwel de afpersing van de fiets van aangeefster heeft toegegeven maar dat hij stellig ontkent de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot verkrachting te hebben gepleegd. Bij de tenlastelegging van verkrachting vormt het seksueel binnendringen van het lichaam het dragende bestanddeel van de tenlastelegging. Dit bestanddeel moet daarom volgens de huidige jurisprudentie steun vinden in meer dan één bewijsmiddel en daar is in deze zaak geen sprake van. Bij het ontbreken van steunbewijs dient verdachte dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft feit 2 bekend en de verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezen verklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Voor feit 3 dient eveneens vrijspraak te volgen aangezien verdachte dit feit ontkent en er geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster in het dossier aanwezig is.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van feit 1
Allereerst zal de rechtbank zich uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Aangeefster beschrijft in de door haar afgelegde verklaringen genuanceerd en tot in detail wat er tussen verdachte en haar is voorgevallen. De rechtbank is van oordeel dat de verschillende verklaringen van aangeefster bij de politie consistent en coherent zijn.
Na onderzoek is gebleken dat de op de handschoenen en op het voorhoofd van aangeefster aangetroffen DNA-sporen van verdachte zijn. De verklaring van aangeefster komt grotendeels overeen met die van verdachte. Ten slotte vindt de verklaring van aangeefster steun in de geneeskundige verklaring van de GGD Amsterdam.
De verklaring van aangeefster wordt gelet op het voorgaande door de rechtbank als betrouwbaar aangemerkt en kan dus als bewijsmiddel worden gebezigd.
De verklaringen van verdachte en aangeefster komen grotendeels overeen, maar niet voor wat betreft de seksuele handelingen en het dreigen metverkrachten. Nu er geen getuigen zijn van hetgeen zich tussen verdachte en aangeefster heeft voorgedaan kijkt de rechtbank naar aanknopingspunten die de verklaringen van verdachte of aangeefster steun geven. De rechtbank overweegt in dat licht het volgende.
Aangeefster heeft vrijwel direct na het voorval op 6 november 2016 naar de meldlijn van 112 gebeld en hiervan is onder meer het volgende gerelateerd:
"So: Ben een beetje overstuur…
So: Ik ben net.. van me fiets afgegooid door iemand en.. hij zei dat hij me wilde verkrachten. En shit (snikkend)..
So: Ik loop nu Duivendrecht in, vanaf.. aan die dijk vanaf Amstel.. en hij heeft me echt heel hard geslagen en zo.. (hevig huilen)"
Uit deze 112-melding blijkt dat aangeefster kort na het incident hevig geëmotioneerd was en direct heeft verklaard dat verdachte haar wilde verkrachten zodat deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank als ondersteuning kan dienen dat de seksuele handelingen door verdachte hebben plaatsgevonden en dat verdachte heeft gedreigd haar te zullen verkrachten. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij en aangeefster beiden ten val kwamen en hij met zijn hoofd op haar linker arm terecht kwam en dat het tot een worsteling is gekomen tussen hem en aangeefster.
Bij zijn verhoor bij de politie op 13 april 2017 heeft verdachte verklaard: “om de afstand tussen mij en haar fiets groter te maken, omdat ze anders mij zo kon wegduwen, hield ik haar zo. Ik dacht ook “shit , waar ben ik mee bezig, ik dacht dat ik voor de fiets zou gaan”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte daadwerkelijk het voornemen heeft gehad om aangeefster te verkrachten. De rechtbank zal de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot verkrachting dan ook bewezen verklaren.
De rechtbank komt door de bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot verkrachting niet toe aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van de cumulatief/alternatief ten laste gelegde
afpersingaangezien de rechtbank bewezen acht dat verdachte haar gedreigd heeft te zullen doden en te zullen verkrachten en gevraagd heeft of hij haar fiets mocht hebben.
De rechtbank zal verdachte gelet op het bovenstaande vrijspreken van de ten laste gelegde
diefstal met geweld.
ten aanzien van feit 3
Op grond van de bewijsoverweging van feit 1 acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedreigd te zullen verkrachten dan wel haar te zullen doden.
Door de raadsman is aangevoerd dat aangeefster heeft verklaard dat aangeefster niet bang werd van de bedreigingen.
Volgens vaste rechtspraak geldt dat niet vereist is dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn dat deze in het algemeen een dergelijke vrees opwekken.
Gelet op de aard van de door verdachte jegens aangeefster geuite bedreigingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan, kunnen deze bedreigingen naar het oordeel van de rechtbank in het algemeen een redelijke vrees opwekken.
De rechtbank zal feit 3 dan ook bewezen verklaren.
4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
op 6 november 2016 te Amsterdam op de openbare weg Weesperzijde, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk eenmaal of meermalen:
- [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en getrokken waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen en
- [slachtoffer] aan haar haren en jas over de grond heeft gesleurd en
- de schaamstreek en billen van [slachtoffer] heeft betast en
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en "I am going to
kill you" en
- terwijl [slachtoffer] op de grond lag, zijn stijve penis tegen de billen van [slachtoffer] heeft gedrukt en
- tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt en
- terwijl voornoemde [slachtoffer] om hulp schreeuwde, zijn hand voor de mond van
voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden;
ten aanzien van onder 2 ten laste gelegde feit
op 6 november 2016 te Amsterdam op de openbare weg Weesperzijde, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij
- [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en getrokken,
waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen en
- [slachtoffer] aan haar haren en haar jas over de grond heeft getrokken en gesleurd en
- aan [slachtoffer] heeft gevraagd: "Can I have your bike?" en
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en "I am going to kill you" en
- tegen het lichaam van [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt;
ten aanzien van onder 3 ten laste gelegde feit
op 6 november 2016 te Amsterdam op de openbare weg, Weesperzijde, [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "I'm gonna rape you" en "I am going to kill you".

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de onder
1 primair, de onder 2 cumulatief/alternatief bewezen geachte
afpersingen 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting.
Het slachtoffer fietste rond vijf uur 's-nachts na een feestje naar huis toen zij plotseling door verdachte van haar fiets werd afgetrokken, door hem over de grond werd getrokken en door verdachte werd geschopt en geslagen. Tijdens de worsteling die ontstond heeft verdachte haar gepoogd te verkrachten en heeft hij haar in de schaamstreek en aan de billen betast en zijn stijve piemel tegen haar billen aangedrukt.
Verdachte heeft hierbij het slachtoffer gedreigd te zullen verkrachten en te zullen doden. Ten slotte heeft verdachte haar hulpeloos achtergelaten door er vandoor te gaan op haar fiets.
Een dergelijk feit zorgt voor veel onrust in de samenleving en bevestigt de angst van veel vrouwen om zich in het donker op straat te begeven.
Het slachtoffer heeft in de toelichting op haar vordering tot schadevergoeding verklaard dat zij vlak na het gebeuren last heeft gehad van flash backs, nachtmerries en van paniekaanvallen. Tot op heden leeft zij met de angst om verkracht te worden als zij alleen in het donker fietst, hetgeen ten koste gaat van haar sociale leven. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij bij een ander het basale gevoel van veiligheid en vertrouwen heeft weggenomen.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij één keer eerder is veroordeeld, te weten in 2007 door de kinderrechter voor openlijk geweld.
De rechtbank heeft kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 28 juli 2017 waarin onder meer staat vermeld dat verdachte na zijn vrijlating in staat moet worden geacht zijn praktische problemen zelfstandig zonder hulp van de reclassering op te kunnen lossen. De reclassering ziet daarom geen meerwaarde in het opleggen van een meldplicht of deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het door de GZ-psycholoog opgemaakte Pro Justitia rapportage van 11 juli 2017. Er worden bij verdachte door de psycholoog weliswaar enkele voornamelijk narcistische trekken waargenomen maar deze leiden niet tot de vaststelling van een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte wordt dan ook als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd en de psycholoog laat gelet op het niet vaststellen van een stoornis bij verdachte een behandeladvies achterwege.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd. Daarbij houdt de rechtbank rekening met wat in soortgelijke zaken bij poging tot verkrachting en bij afpersing wordt opgelegd en hetgeen bij deze delicten in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoudelijk Strafrecht staat vermeld.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 13.177,24 aan materiële schadevergoeding en
een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het bedrag van € 18.177,24 en vordert daarbij tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding bij eventuele toewijzing door de rechtbank dient te worden gematigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde schadebedrag inzake de materiële schadevergoeding voor wat betreft de posten: telefoonkosten voor het bedrag van € 39,01 en de kosten reparatie fiets voor het bedrag van € 81,01 voldoende onderbouwd, en komt de vordering in zoverre voor vergoeding in aanmerking.
De post studiekosten voor het bedrag van € 13.057,22 komt niet voor toewijzing in aanmerking aangezien de rechtbank het verband tussen de strafbare feiten en deze schadepost onvoldoende onderbouwd acht, mede in het licht bezien dat de benadeelde partij volgens haar eigen verklaring al voor het incident problemen had met haar concentratie en hierdoor al eerder studie vertraging had opgelopen. Daar komt bij dat de behandelend klinisch psycholoog geen posttraumatische stress stoornis bij verdachte heeft kunnen vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Inzake het gevorderde bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade overweegt de rechtbank dat vaststaat dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht op grond van een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij.
Zo had zij na het gebeurde last van korte flash backs, nachtmerries en van paniekaanvallen als er iemand achter haar aan fietste Tot aan de dag van vandaag leeft zij met de angst om verkracht te worden als zij alleen in het donker over straat fietst. Ook neemt de rechtbank bij de waardering van de immateriële schade mee dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij door het incident enige studievertraging heeft opgelopen.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade ten bedrage van € 3.500,-.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
De benadeelde partij kan dat deel van haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 242, 317 en 385 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de onder 2 cumulatief/alternatief ten laste gelegde
diefstal met geweldniet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, de onder 2 cumulatief/alternatief ten laste gelegde
afpersingen 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit
Poging tot verkrachting;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit
afpersing;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit
bedreiging met verkrachting
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 (acht maanden), van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het bedrag van
€ 3.620,02,- (drieduizendenzeshonderdentwintig euro en twee eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 6 november 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag en eventuele kosten aan voornoemde benadeelde partij.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij het bedrag van
€ 3.620,02,- (drieduizendenzeshonderdentwintig euro en twee eurocent)aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 6 november 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
45 (vijfenveertig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2017.
Mr. J.M. Jongkind is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.