ECLI:NL:RBAMS:2017:6698

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
CV EXPL 16-31969
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag tijdens proeftijd en goed werkgeverschap in de arbeidsrelatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 14 augustus 2017, staat de vraag centraal of de gedaagden, [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], onrechtmatig hebben gehandeld door de arbeidsovereenkomst met [eiseres] tijdens de proeftijd te beëindigen. [Eiseres], die sinds 20 juni 2016 in dienst was als communicatie manager, had haar vaste baan bij Koninklijke Visio opgezegd om bij [gedaagde sub 3] te gaan werken. Na drie dagen werd haar ontslag aangezegd, met als reden dat de functie niet overeenkwam met haar kwaliteiten en wensen. [Eiseres] vorderde een schadevergoeding van € 22.403,13 en € 5.000,- aan immateriële schade, stellende dat de gedaagden in strijd met goed werkgeverschap hebben gehandeld.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden zich niet onrechtmatig hebben gedragen. Tijdens de proeftijd is er een ongelimiteerde ontslagvrijheid, en de kantonrechter concludeerde dat de gedaagden voldoende hebben aangetoond dat zij [eiseres] voorafgaand aan de arbeidsovereenkomst duidelijk hebben gemaakt dat de functie voornamelijk klantenserviceactiviteiten zou omvatten. De miscommunicatie over de functie-invulling werd toegeschreven aan de verschillende verwachtingen van partijen. De kantonrechter wees de vordering van [eiseres] af, maar compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 5482338 CV EXPL 16-31969
vonnis van: 14 augustus 2017
fno.: 245
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres, nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. S.C. Veenhoff
t e g e n

1.[gedaagde sub 1]wonende te [plaats]

2. [gedaagde sub 2]wonende te [plaats]

3. [gedaagde sub 3]

gevestigd te [plaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3]
gemachtigde: mr. A.M. den Hollander
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- dagvaarding van 13 oktober 2016 met producties
- antwoord met producties
- instructievonnis
- dagbepaling comparitie
De comparitie heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] aanvullende stukken ingezonden.
[eiseres] is ter zitting verschenen met haar gemachtigde. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn in persoon verschenen, mede namens [gedaagde sub 3] , met de gemachtigde. Partijen zijn gehoord, hebben hun standpunten toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Na verder debat is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] drijven sinds 2014 samen een (kleine) onderneming op het gebied van “lifestyle” ( [gedaagde sub 3] ). Vooreerst deden zij dat in de vorm van een vennootschap onder firma (verder [gedaagde sub 3] ) en sinds 7 oktober 2016 in de vorm van de besloten vennootschap [gedaagde sub 3] , gedaagde sub 3. De vof is per die datum ontbonden. [gedaagde sub 3] heeft ongeveer 8 medewerkers.
1.2.
[eiseres] , geboren in 1965, was sinds 2007 werkzaam bij Koninklijke Visio, laatstelijk als medewerker communicatie en voorlichting. In 2015 is [eiseres] afgestudeerd van de HBO opleiding communicatie. Omdat bij Visio geen functie als communicatieadviseur beschikbaar was, is [eiseres] vanaf dat moment gaan uitkijken naar een functie als communicatieadviseur elders. Daarbij speelde tevens mee dat de werkgever van [eiseres] een reorganisatie doormaakte, waarbij functies kwamen te vervallen. De functie van [eiseres] stond echter niet op de tocht.
1.3.
[gedaagde sub 3] is steeds erg actief geweest op social media. Ook [eiseres] was daar actief en heeft over [gedaagde sub 3] berichten gepost. [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onder meer uitgenodigd voor een event in mei 2016. Op deze wijze zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met [eiseres] in contact gekomen. Partijen hebben gezamenlijk de mogelijkheden voor een dienstverband van [eiseres] bij [gedaagde sub 3] verkend. Daarbij is ook de behoefte aan ondersteuning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op het gebied van klantencontacten en emailafhandeling aan de orde gekomen.
1.4.
Bij email van 24 mei 2016 heeft [eiseres] [gedaagde sub 2] een salaris voorstel gedaan, alsmede een overzicht gegeven wat zij voor [gedaagde sub 3] zou kunnen betekenen. De email vermeldt onder meer :
[…]Kijk naar wat ik voor jullie kan betekenen:(Vanwege het kleinschalig karakter van de organisatie zijn de taken zowel beleidsmatig/strategisch als hands-on)[…]- Externe contacten met klanten (mail & social media) (= ook public relations)[…]
1.5.
Bij email van 25 mei 2016 heeft [gedaagde sub 2] [eiseres] een voorstel voor een arbeidsovereenkomst gedaan. Daarbij gevoegd is een functie omschrijving communicatie manager [gedaagde sub 3] . De omschrijving bevat onder meer :
[…]
Klantenservice [gedaagde sub 3]- telefonisch bereikbaar (huistelefoon) op jouw persoonlijke werkdagen /tijden- Via de email bereikbaar -> eindverantwoordelijk, maar mogelijkheid om instroom emails te verdelen naar […]Externe contacten met klanten (mail & social media) (= ook public relations) Regie over de reacties op social media (met name Facebook inbox, reacties en instagram reacties).-> Eindverantwoordelijk, maar mogelijk dit te verdelen onder de stagiaires.[…]
1.6.
[eiseres] is vervolgens per 20 juni 2016 bij [gedaagde sub 3] in dienst getreden. Het betrof een dienstverband van 32 uur per week, voor de bepaalde tijd van 7 maanden. Er gold een proeftijd van één maand. Het salaris was € 3.040,- bruto per maand exclusief vakantiegeld. Als functieomschrijving vermeldt de arbeidsovereenkomst Communicatie manager. De arbeidsovereenkomst van [eiseres] bevat nog een begindatum van 13 juni 2016 en in artikel 6 een proeftijdbeding, dat loopt tot 11 juli 2016.
1.7.
Maandag 20 juni 2016 is [eiseres] begonnen en heeft zij voornamelijk emails beantwoord. Op dinsdag 21 juni 2016 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kort met [eiseres] gesproken over haar taken, waarbij [eiseres] heeft gezegd dat zij niet blij werd van het voornamelijk beantwoorden van emails, minder happy wordt van eentonig werk en dat afwisseling voor haar belangrijk is.
1.8.
Op woensdag 22 juni 2016 hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] weer met [eiseres] gesproken, waarbij [eiseres] met een beroep op de proeftijd ontslag is aangezegd. De bevestiging van het ontslag dateert van 24 juni 2016 en vermeldt:
[…]De reden van het ontslag is dat de functie die wij daadwerkelijk op dit moment het meest nodig blijken te hebben (klantenservice) niet overeenkomen met jouw kwaliteiten en wensen (communicatieadviseur).[…]De drie werkdagen van [eiseres] zijn door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] afgerekend.
1.9.
Bij brief van 9 augustus 2016 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] aansprakelijk gesteld voor de schade van [eiseres] .
Vordering en verweer
2. [eiseres] vordert, samengevat en zakelijk weergegeven
- verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig en/of in strijd met goed werkgeverschap hebben gehandeld, waardoor zij aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] als gevolg daarvan geleden schade,
- veroordeling van gedaagden, hoofdelijk, tot betaling van een schadevergoeding van
€ 22.403,13, met wettelijke rente vanaf 9 augustus 2016,
- veroordeling van gedaagden, hoofdelijk, tot betaling van een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade met wettelijke rente daarover vanaf de dag de dagvaarding, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat gedaagden bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst en tijdens de arbeidsovereenkomst onrechtmatig en/of in strijd met goed werkgeverschap hebben gehandeld. Gedaagden hebben met [eiseres] een arbeidsovereenkomst gesloten voor een functie waarvan gedaagden wisten of behoorden te weten dat [gedaagde sub 3] daar helemaal geen behoefte aan had. Door deze arbeidsovereenkomst reeds op de derde dag te beëindigen, zijn gedaagden aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade.
4. [eiseres] stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat haar vooraf nimmer duidelijk is gemaakt dat er slechts behoefte was aan een medewerker klantenservice. Dat blijkt ook niet uit de arbeidsovereenkomst of de functiebeschrijving. Het is gedaagden steeds duidelijk geweest dat [eiseres] op zoek was naar een functie als communicatieadviseur en daar is positief op gereageerd. Daarop heeft [eiseres] haar voorstel voor de functiebeschrijving geënt en daarover is overeenstemming bereikt.
5. Voor de functie medewerker klantenservice zou [eiseres] nooit haar vaste baan bij Visio hebben opgezegd en zou zij geen arbeidsovereenkomst met gedaagden zijn aangegaan. Uit de email van gedaagden van 24 juni 2016 blijkt ook niet dat [eiseres] ongeschikt was voor de functie, maar dat de functie die gedaagden op dat moment het meeste nodig hadden, niet overeenkwam met de wensen van [eiseres] .
6. Deze schade becijfert [eiseres] op het loon over de resterende looptijd van de arbeids-overeenkomst, zijnde het bedrag van € 22.403,13 bruto. Daarnaast vordert [eiseres] een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade. Van de ene op de andere dag zit [eiseres] opeens thuis, is sociaal geïsoleerd en bij iedere sollicitatie moet ze bovendien het pijnlijke verhaal opnieuw vertellen.

7.[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verweren zich daartegen als volgt.Allereerst stellen zij dat [gedaagde sub 3] is ontbonden en de activa en passiva zijn ingebracht in de besloten vennootschap [gedaagde sub 3] . De arbeidsovereenkomst is met [gedaagde sub 3] gesloten. Ten onrechte gooit [eiseres] alle gedaagden op één hoop.

8. Daarnaast stellen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat volgens het wettelijke systeem het uitgangspunt is, dat tijdens de periode van de proeftijd ongelimiteerde ontslagvrijheid is tenzij sprake is van een wettelijk (discriminatie- of wegens-) verbod. Een redelijke grond is niet vereist. Als de werknemer het niet eens is met de opzegging, dient hij binnen twee maanden na de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, de kantonrechter verzoeken de opzegging te vernietigen. Na het verstrijken van die termijn, vervalt op grond van artikel 7:686a lid 4 sub a BW het recht om schade te vorderen wegens het proeftijd ontslag. Dit kan niet worden gerepareerd door een beroep op artikel 7:611 BW. Het ontslag kan dan niet worden getoetst aan de normen van artikel 7:611 BW. [eiseres] is te laat en derhalve niet ontvankelijk in haar vordering.
9. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (en [gedaagde sub 3] ) betwisten daarbij zich niet als goed werkgever te hebben gedragen en/of onrechtmatig te hebben gehandeld, van misbruik van recht is evenmin sprake. De vordering van [eiseres] dient dan ook afgewezen te worden.
10. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten voorts dat zij [eiseres] zouden hebben geworven of overgehaald bij hun in dienst te treden. De wijze waarop [eiseres] berichten postte op social media was [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgevallen en toen zij elkaar spraken hebben ze gezamenlijk besproken en bekeken wat zij voor elkaar konden betekenen. [eiseres] heeft daarop druk gezet achter het sluiten van een arbeidsovereenkomst, die kort na de in dienst treding wederzijds niet bleek te bevallen. [eiseres] stelde dat ze ‘niet gelukkig’ was, liet blijken het werk eentonig en niet leuk te vinden en zei zelfs er ‘doodon-gelukkig van te worden’. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hun behoefte aan onder-steuning uitgebreid met [eiseres] besproken. Daarop hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] besloten het dienstverband binnen de proeftijd te beëindigen. Daarna hebben zij [eiseres] - uit coulance - loopbaanbegeleiding aangeboden, als verzachting van de kennelijk aanwezige pijn. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen daarbij dat zij vanaf het begin af aan [eiseres] duidelijk hebben gemaakt dat het voornamelijk ging om klantenserviceactiviteiten en dat dat een van de kernactiviteiten van de functie van [eiseres] zou zijn.

Beoordeling

11. De kantonrechter is allereerst met [eiseres] van oordeel dat niet alleen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] maar ook [gedaagde sub 3] door [eiseres] in deze procedure aangesproken kan worden. Immers [gedaagde sub 3] is ontbonden en de activa en passiva zijn door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] - enige vennoten in de vof - ingebracht in [gedaagde sub 3] . Onder die activa en passiva bevindt zich de aansprakelijkheidstelling, zoals deze reeds in augustus 2016 - dus voor de inbreng - door [eiseres] is gedaan. Dat deze aansprakelijkheidstelling is uitgesloten van de overdracht/inbreng is door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet gesteld.
11. Voorts is de kantonrechter met [eiseres] van oordeel dat ook tijdens de proeftijd een werkgever zich als een goed werkgever dient te gedragen en indien hij/zij dat niet doet, sprake kan zijn van schadeplichtigheid uit hoofde van artikel 7:611 BW. Kort gezegd dient de werkgever - ook in de proeftijd - zorgvuldig om te gaan met de belangen van de nieuwe werknemer. Dat geldt in het algemeen en in deze zaak is dat niet anders. Nu de vordering van [eiseres] niet is gegrond op afdeling 9 van titel 10 van boek 7 BW, maar op artikel 7:611 BW jo 3:13 BW, is de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW niet van toepassing.
11. De schending van artikel 7:611 BW kan er uit bestaan dat de werkgever de nieuwe werknemer, die voor de nieuwe arbeidsovereenkomst een dienstverband van een flink aantal jaren opzegt, onvoldoende kans geeft om zich in de arbeidsovereenkomst te bewijzen en/of zich onvoldoende afvraagt of hij wel behoefte heeft aan de functie, waarop de nieuwe werknemer in dienst is getreden.
Dit is in feite wat [eiseres] [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verwijt.
11. Hoewel de teleurstelling van [eiseres] invoelbaar is en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wellicht wat (te) direct hebben gereageerd met een beëindiging van het dienstverband, kan dat niet leiden tot toewijzing van de vordering van [eiseres] . Voor de kantonrechter is duidelijk geworden dat beide partijen bij het aangaan van het dienstverband een verschillend verwachtingsniveau hadden over de feitelijke invulling van de functie en het tijdsbeslag van de verschillende taken. Hoewel van een werkgever bij de aanvang van het dienstverband met betrekking tot de feitelijke invulling van de functie, meer verwacht kan worden dan van een werknemer, valt hier geen van partijen een verwijt te maken. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben het belang van (de ondersteuning bij) het klantencontact vooraf voldoende onderstreept en [eiseres] verwachtte niet dat in de praktijk het beantwoorden van emails het leeuwendeel van haar werkzaamheden zou uitmaken. Het enthousiasme van beide partijen en de invulling die men ieder heeft gegeven aan de functie communicatie manager is eerder debet aan de miscommu-nicatie, dan onzorgvuldigheid aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
11. Voorstelbaar was geweest dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] - toen zij ermee werden geconfronteerd dat [eiseres] andere verwachtingen had van de invulling van het dienst-verband en ongelukkig was met de realiteit - met [eiseres] hadden besproken dat dan de arbeidsovereenkomst zou moeten eindigen ofwel tegen 11 juli 2016 (de laatste dag van de proeftijd, zodat [eiseres] nog enig respijt zou hebben) dan wel na afloop van de 7 maanden, als [eiseres] bereid was de taken te doen zoals [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dat voorstonden. Dat zij dat niet hebben gedaan, maakt hen echter niet schadeplichtig. Immers in de proeftijd is juist een directe beëindiging van het dienstverband - zonder redelijke grond - mogelijk.
11. Het feit dat [eiseres] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft opgezegd om bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in dienst te treden, maakt dit niet anders. Dat is doorgaans het geval bij een wisseling van baan. De leeftijd van [eiseres] is evenmin redengevend. Als [eiseres] geen risico wilde nemen, had zij ofwel geen proeftijd bepaling in de arbeidsover-eenkomst (voor bepaalde tijd) moeten accepteren of geen ontslag moeten nemen.
11. De slotsom van dit alles is, dat de vordering van [eiseres] afgewezen moet worden. Hoewel [eiseres] de in het ongelijk gestelde partij is, zijn termen aanwezig om de proces-kosten te compenseren in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter