5.3Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van disproportioneel geweld van de kant van de dader, zodat eiser in aanmerking dient te komen voor 50% van de uitkering. Het bestreden besluit II kent op dit punt dan ook een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet evenwel aanleiding voormeld gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiser door dit gebrek niet in zijn belangen is geschaad. Volgens de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (Letsellijst) van 25 januari 2016 valt eiser namelijk in ieder geval niet onder letselcategorie 5 en 6 voor zijn fysieke letsel, aangezien dan sprake moet zijn van anatomisch verlies van een of beide (onder)benen, hetgeen niet het geval is. Ook valt eiser niet onder letselcategorie 5 of 6 voor eventueel psychisch letsel, aangezien dan sprake moet zijn van een langdurige opname in een psychiatrisch ziekenhuis, hetgeen niet het geval is. Gelet hierop valt eiser maximaal in letselcategorie 4 waar een uitkering van maximaal € 10.000,- bij hoort, hetgeen eiser ook heeft gevorderd. Aangezien eiser volgens de Letsellijst maximaal een uitkering van € 10.000,- kan ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat eiser in aanmerking dient te komen voor een uitkering van 50 % van maximaal € 10.000,-, dus € 5.000,-. De rechtbank stelt vast dat dit bedrag door verweerder in het bestreden besluit I is vastgesteld, zij het via een andere weg. Verweerder heeft in het bestreden besluit II aangegeven dat eiser de reeds aan hem betaalde uitkering van € 5.000,- niet terug hoeft te betalen, zodat eiser al in het bezit is van de uitkering van € 5.000,- die hem volgens de rechtbank toekomt. Eiser is derhalve niet in zijn belangen geschaad.
6. Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
7. De rechtbank ziet in het geconstateerde gebrek aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. Ook ziet de rechtbank aanleiding verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit I, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting met een waarde per punt van € 495,-, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.