ECLI:NL:RBAMS:2017:7139

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
13/751225-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende verzetgarantie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een overleveringsverzoek van Roemenië. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Galați Court op 21 februari 2007. De opgeëiste persoon, geboren in 1970 in Roemenië, werd beschuldigd van het ondergaan van een vrijheidsstraf van vier jaar en zes maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, behandeld op een openbare zitting op 16 mei 2017. Tijdens deze zitting werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.J. Lindhout, en een tolk in de Engelse taal.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak op 30 mei 2017 vastgesteld dat de door de Roemeense autoriteiten verstrekte verzetgarantie niet onvoorwaardelijk was. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om opnieuw om een onvoorwaardelijke verzetgarantie te vragen. Ondanks herhaalde verzoeken van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) om een onvoorwaardelijke verzetgarantie, heeft de Roemeense autoriteit geen adequate garantie verstrekt. De rechtbank concludeert dat de twijfels over de verzetgarantie niet zijn weggenomen en dat de overlevering op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op 12 september 2017 besloten de overlevering van de opgeëiste persoon te weigeren, omdat het EAB niet voldeed aan de eisen van de OLW. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.A.A.G. de Vries, en de rechters mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751225-17
RK nummer: 17/1888
Datum uitspraak: 12 september 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 maart 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 februari 2007 door
the Galați Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1970,
wonende op het adres: [woonadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 mei 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. T.J. Lindhout, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft op 16 mei 2017 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Op de zitting van 12 september heeft de rechtbank de behandeling voortgezet in aanwezigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek, de opgeëiste persoon, zijn raadsvrouw en een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Execution arrest warrant nr. 3804/2006, issued on 08.12.2006 on the basis of decision nr. 2571/14/11/2006 of Galați (Court)en een
Criminal sentence nr. 2571/14.11.2006 of Galați Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog vier jaar en zes maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis. Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en het A-formulier.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In de tussenuitspraak van 30 mei 2017 is als volgt overwogen:
De rechtbank stelt vast dat de door de officier van justitie als “verzetgarantie” aangeduide verklaring van de Roemeense justitiële autoriteiten van 8 mei 2017 niet onvoorwaardelijk is gelet op de woorden “may request”. Deze bewoordingen impliceren immers dat het verzoek om heropening van zijn zaak niet automatisch tot een nieuwe inhoudelijke behandeling zal leiden. Dit klemt temeer nu uit de hiervoor weergegeven verklaring van 24 april 2017 niet zonder meer blijkt dat de opgeëiste persoon volgens Roemeens recht zal worden beschouwd als bij verstek (“in absentia”) veroordeelde. De rechtbank ziet daarom aanleiding de officier van justitie op te dragen de Roemeense autoriteiten opnieuw om een onvoorwaardelijke verzetgarantie te vragen.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 14 juli 2017 en 16 augustus 2017 gereageerd op vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van 4 juli 2017 en op 17 juli 2017.
De raadsvrouw heeft betoogd dat nog altijd geen onvoorwaardelijke verzetgarantie is verstrekt.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de twijfels omtrent de gegeven verzetgarantie, zoals overwogen in de tussenuitspraak van 30 mei 2017, niet zijn weggenomen met de nieuwe informatie van 14 juli 2017 en 16 augustus 2017. Ondanks het feit dat het IRC op 4 juli 2017 en op 17 juli 2017 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de tekst van een onvoorwaardelijke verzetgarantie heeft voorgelegd, met de vraag om die garantie over te nemen, dan wel te bevestigen, heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit dit niet gedaan en slechts herhaald wat reeds bij schrijven van 24 april 2017 en 8 mei 2017 was meegedeeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen onvoorwaardelijke verzetgarantie, zoals bedoeld in artikel 12 sub d OLW, is verstrekt. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW staat daarom aan overlevering in de weg.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Galați Court(Roemenië) .
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.