Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een overleveringsverzoek van Roemenië. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Galați Court op 21 februari 2007. De opgeëiste persoon, geboren in 1970 in Roemenië, werd beschuldigd van het ondergaan van een vrijheidsstraf van vier jaar en zes maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, behandeld op een openbare zitting op 16 mei 2017. Tijdens deze zitting werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.J. Lindhout, en een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak op 30 mei 2017 vastgesteld dat de door de Roemeense autoriteiten verstrekte verzetgarantie niet onvoorwaardelijk was. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om opnieuw om een onvoorwaardelijke verzetgarantie te vragen. Ondanks herhaalde verzoeken van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) om een onvoorwaardelijke verzetgarantie, heeft de Roemeense autoriteit geen adequate garantie verstrekt. De rechtbank concludeert dat de twijfels over de verzetgarantie niet zijn weggenomen en dat de overlevering op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank op 12 september 2017 besloten de overlevering van de opgeëiste persoon te weigeren, omdat het EAB niet voldeed aan de eisen van de OLW. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.A.A.G. de Vries, en de rechters mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.