Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Genoegzaamheid
5.Strafbaarheid
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW
- het onderzoek heeft een aanvang in België genomen;
- het bewijs bevindt zich in België;
- medeverdachten worden in België vervolgd / veroordeeld;
- de verdovende middelen waren bestemd voor de Belgische markt en dus is met name de rechtsorde van België geschaad.
8.Detentieomstandigheden
algemeen) reëel gevaar bestaat dat personen die in België zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. Aan het op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 in de zaken
Aranyosi en Căldăraru(ECLI:EU:2016:198) te hanteren toetsingskader dat ziet op het uitsluiten van het
individuelerisico voor de opgeëiste persoon, komt de rechtbank dan ook niet toe. Garanties omtrent het detentieregime waarin de opgeëiste persoon terecht zal komen, zijn aldus niet relevant. De rechtbank verwerpt het verweer.
9.Slotsom
10.Toepasselijke wetsartikelen
11.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.