ECLI:NL:RBAMS:2017:7147

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
13/751653-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringsverzoek België en verweer omtrent detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van België. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1982 op de Nederlandse Antillen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. Het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, en betreft strafbare feiten die naar Belgisch recht zijn gepleegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen, zijn onder andere illegale handel in verdovende middelen en georganiseerde diefstal.

De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 12 september 2017, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn kon oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn overlevering alleen kan worden toegestaan als hij in Nederland zijn straf kan ondergaan.

De rechtbank heeft de garantie van de Procureur des Konings Oost-Vlaanderen ontvangen, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van de Overleveringswet beoordeeld, maar heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, gezien de argumenten van de officier van justitie. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan en de afgifte van in beslag genomen voorwerpen aan de Belgische autoriteiten te bevelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751653-17
RK-nummer: 17/4570
Datum uitspraak: 26 september 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 juli 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juli 2017 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I,.] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek van 15 juli 2017, uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en een aanvullende e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 11 september 2017. Gewaarmerkte fotokopieën hiervan zijn als bijlagen aan deze uitspraak gehecht.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet grotendeels – behoudens het hierna in paragraaf 4.2 gestelde – achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummer 5 en 18, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende autoriteit heeft in onderdeel e) II van het EAB, dat is bestemd voor de omschrijving van de strafbare feiten die niet als lijstfeit worden aangemerkt, ‘bendevorming (tenlastelegging D)’ vermeld. Nu niet zonder meer duidelijk is of de feiten die onder de lijstfeiten zijn gebracht tevens (ten dele) als ‘bendevorming’ zijn aangemerkt, zal de rechtbank daarom ten aanzien van (het deel van) het feitencomplex dat door de uitvaardigende autoriteit is aangemerkt als ‘bendevorming’ moeten toetsen of is voldaan aan de vereisten van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2º, van de OLW.
De raadsman heeft betoogd dat bendevorming naar Nederlands recht niet gekwalificeerd kan worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bendevorming gezien moet worden als het Nederlandse medeplegen.
De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat de omschrijving van tenlastelegging D – waar in onderdeel e) II naar wordt verwezen – in samenhang met de omschrijving van de feiten in het algemene deel van onderdeel e) naar Nederlands recht kan worden gekwalificeerd als:
deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Het verweer wordt verworpen.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde heeft op 28 juli 2017 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse [naam opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
Ook de feiten uit onderdeel 4.1 zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B, C en D van de Opiumwet gegeven verbod
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
  • het onderzoek heeft een aanvang in België genomen;
  • het bewijs bevindt zich in België;
  • medeverdachten worden in België vervolgd / veroordeeld;
  • de verdovende middelen waren bestemd voor de Belgische markt en dus is met name de rechtsorde van België geschaad.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Belgische autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van de onder de opgeëiste persoon in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen, te weten:
  • een personenauto, Volkswagen Golf, kleur zwart, met kenteken [nummer] ;
  • 5 zakken hennep;
  • 2 simkaart-houders;
  • 2 mobiele telefoons (Samsung en Alcatel);
  • 1 document met een opwaardeercode voor een mobiele telefoon.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 47, 140, 312 en 317 Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6, 7, 13, 49 en 50 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten:
  • een personenauto, Volkswagen Golf, kleur zwart, met kenteken [nummer] ;
  • 5 zakken hennep;
  • 2 simkaart-houders;
  • 2 mobiele telefoons (Samsung en Alcatel);
  • 1 document met een opwaardeercode voor een mobiele telefoon.
BEDINGTdaarbij dat de personenauto (Volkswagen Golf, kleur zwart, met kenteken [nummer] ) onmiddellijk zullen worden teruggezonden nadat daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik zal zijn gemaakt.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.