ECLI:NL:RBAMS:2017:730

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
13/684606-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omzetting taakstraf in vervangende hechtenis

Op 19 april 2016 is de veroordeelde door de rechtbank te Amsterdam veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. De rechtbank heeft bevolen dat, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk. Het Openbaar Ministerie heeft op 1 december 2016 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van dit bevel tot tenuitvoerlegging is op 16 december 2016 aan de veroordeelde toegezonden.

De veroordeelde heeft bezwaar aangetekend tegen het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Tijdens de openbare terechtzitting op 24 januari 2017 heeft de politierechter de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw mr. M. Schwab gehoord. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de veroordeelde persoonlijke belangen heeft bij het niet omzetten van de taakstraf in vervangende hechtenis, omdat hij baat heeft bij schuldhulpverlening en hulp van een GGZ-psycholoog. De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het aantal dagen vervangende hechtenis te bepalen op 14 dagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht, aangezien hij slechts 49 uren heeft gewerkt. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de veroordeelde vrijpleiten van het niet verrichten van de taakstraf. De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waardoor het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis kan worden uitgevoerd. De duur van de vervangende hechtenis is vastgesteld op 14 dagen, rekening houdend met de reeds verrichte uren van de taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/684606-15
BESLISSING
op het d.d. 22 december 2016 op de griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [GBA-adres] .

Inleiding

Op 19 april 2016 is [veroordeelde] door de rechtbank te Amsterdam veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 1 december 2016 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van dit bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is op 16 december 2016 aan veroordeelde toegezonden.

De inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het door het Openbaar Ministerie gegeven bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis en strekt tot het ongedaan maken daarvan. Een kopie van het bezwaarschrift is aan deze beschikking gehecht.

De procesgang

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam van 19 april 2016;
  • een rapport van de Reclassering Nederland, unit Noord-West team 2, d.d. 8 november 2016 waarin, kort samengevat, is geconcludeerd dat de voortzetting van een werkstraf niet uitvoerbaar is met veroordeelde;
  • voormelde kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis;
  • voormeld bezwaarschrift van veroordeelde.
De politierechter heeft op 24 januari 2017 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie en de veroordeelde en diens raadsvrouw mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam.
De raadsvrouw van veroordeelde en veroordeelde hebben ter terechtzitting, kort samengevat, verklaard dat veroordeelde persoonlijke belangen heeft bij het niet omzetten van de taakstraf in vervangende hechtenis. Veroordeelde heeft namelijk baat bij schuldhulpverlening en bij hulp van de GGZ psycholoog. Die hulp zal worden uitgesteld indien de vervangende hechtenis wordt tenuitvoergelegd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht veroordeelde nog een kans te geven. Veroordeelde geeft aan gemotiveerd te zijn om te werken.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het aantal dagen vervangende hechtenis te bepalen op 14 dagen.

De beoordeling

De rechtbank constateert dat het bezwaarschrift tijdig door veroordeelde ter griffie van deze rechtbank is ingediend.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter openbare terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht, hij heeft immers niet meer dan 49 uren verricht. Van de kant van de veroordeelde zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat veroordeelde geen verwijt kan worden gemaakt dat de opgelegde taakstraf niet is verricht. Veroordeelde heeft ondanks waarschuwingen en herkansingen van de reclassering, niet de mogelijkheid aangegrepen om zijn werkstraf naar behoren af te ronden. De omstandigheid dat bij ongegrond verklaren van het bezwaarschrift de hulpverlening zal worden opgeschort , komt voor zijn rekening en is overkomelijk.
Het bezwaarschrift dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank houdt daarbij rekening met de 49 uren taakstraf, die veroordeelde wel heeft verricht.

Beslissing

De politierechter verklaart het bezwaarschrift ongegrond, zodat het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis kan worden uitgevoerd.
De rechtbank bepaalt, gelet op de reeds door de veroordeelde verrichte uren, de duur van de vervangende hechtenis op 14 dagen.
Gezien artikel 22h van het Wetboek van Strafrecht.
Deze beslissing is genomen door:
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en B.M. van Heemst, rechters,
in tegenwoordigheid van L.M. Nieuwenhuijs, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2017.