Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 maart 2017, waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juli 2017 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Artikel 6 looptijd en beëindiging overeenkomst(zie ook artikelen 18 en 19)
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘alle omzet’in de zinsnede ‘
De franchisenemer is in dat geval verplicht om alle omzet over te dragen aan de andere franchisenemers/franchisegever’ wordt bedoeld ‘de klantenportefeuille’. Dat dit het geval is, hebben beide partijen ter gelegenheid van de comparitie bevestigd en valt voorts (onder meer) af te leiden uit de tweede zin in genoemd artikel: ‘
In artikel 21 wordt de mogelijkheid besproken dat franchisenemer zelf een andere kandidaat heeft gevonden, die de omzetportefeuille wil overnemen. In dit artikel is het uitgangspunt dat die kandidaat er niet is.’ [gedaagde] heeft dan ook terecht tot zijn verweer aangevoerd dat artikel 6.3 slechts betrekking heeft op de situatie dat de klantenportefeuille door de franchisenemer aan de franchisegever wordt overgedragen en louter voor die situatie bepaalt tegen welke waarde die overdracht dan plaatsvindt. Dat dit artikel ook zou voorzien in een waardebepaling voor de situatie dat de klantenportefeuille
nietwordt overgedragen, zoals hier aan de orde is, kan – anders dan B6 dus meent – niet uit artikel 6.3 van de franchiseovereenkomst worden afgeleid.