ECLI:NL:RBAMS:2017:7387

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
13/751635-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot oplichting

Op 28 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden, waarvan nog één jaar, vijf maanden en 28 dagen resteert. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen, was gedetineerd in Nederland en heeft de Poolse nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 14 september 2017 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn raadsman, mr. Y. Tamer, voerde verweer aan tegen de overlevering op basis van de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de juiste wijze was gedagvaard voor de zitting die leidde tot zijn veroordeling in Polen. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond niet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting waar de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf aan de orde was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen evidente tegenstrijdigheid was tussen de feiten waarvoor overlevering werd verzocht en de strafbare feiten zoals vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf in Polen kan ondergaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751635-17
RK nummer: 17/4689
Datum uitspraak: 28 september 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 juli 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 24 maart 2017 door de
Sąd Okręgowy w Legnicy – II Wydzial Karny(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te [HvB],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. Y. Tamer, advocaat te ‘s-Gravenhage en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Judicial Decison of the Regional Court of Legnica of 4th October 2016 on institution of seeking by wanted notice, case file No. II K 72/14en een
Judgement of the Regional Court of Legnica of 10th April 2014 in case file No. II K 72/14 (final: 5th May 2014).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog één jaar, vijf maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman stelt dat sprake is van tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich de in artikel 12 sub b of c OLW genoemde omstandigheden hebben voorgedaan. De opgeëiste persoon is aanwezig geweest op een soort tom-zitting (transactie openbaar ministerie), waar hij een voorwaardelijke overeenkomst met de officier van justitie heeft gesloten. De raadsman stelt zich daarom op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De officier van justitie heeft gemotiveerd geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
De rechtbank overweegt het volgende.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 11 september 2017 (in de Engelse vertaling) het volgende verklaard:
“The Regional Public Prosecutor of Legnica delivered the agreed motion to the Regional Court of Legnica. The motion was considered by the Regional Court of Legnica on 10th April 2014 and [opgeëiste persoon] had been informed of the scheduled date of the concerned hearing in person which fact he had acknowledged by fixing his own signature. (…)
[opgeëiste persoon] knew the wording of the sentence which is proved by the fact that in a later time he participated in the hearing concerning the matter of ordering the execution of the conditionally suspended sentence held on 16th November 2015.”
Blijkens deze informatie is de opgeëiste persoon op juiste wijze gedagvaard voor de zitting die tot zijn veroordeling heeft geleid, zodat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, OLW De rechtbank dient er op te vertrouwen dat deze informatie juist is. Daarnaast blijkt uit de door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie, zoals hiervoor weergegeven, dat de opgeëiste persoon aanwezig was op de zitting waar de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf aan de orde is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond dan ook niet van toepassing. Aan hetgeen de raadsman heeft aangevoerd omtrent de verzetgarantie komt de rechtbank daarom niet toe.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
Oplichting
Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder voornoemde lijst valt en welk feit dient te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitsomschrijving en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank is van oordeel dat van zo een evidente tegenstrijdigheid geen sprake is. Aan de door de raadsman opgeworpen vraag of de feiten strafbaar zouden zijn op grond van artikel 326 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, komt de rechtbank dan ook niet toe.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy w Legnicy – II Wydzial Karny(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2017.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.