Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie
5.De beoordeling
816,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een Ierse paardenhandelaar, eiser, en een mede-eigenaar van het paard Jaipur, gedaagde. Eiser vorderde dat gedaagde zou stoppen met het berijden en trainen van het paard en zou meewerken aan het heropleiden van het paard. Eiser stelde dat de waarde van het paard daalde door de slechte prestaties op internationale concoursen, en dat er een spoedeisend belang was bij zijn vordering omdat het paard bijna negen jaar oud zou worden en het heropleiden steeds moeilijker zou worden. Gedaagde voerde verweer en stelde dat er geen concrete afspraken waren gemaakt over het trainen en berijden van het paard, waardoor er geen sprake was van wanprestatie of onrechtmatig handelen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser moest worden afgewezen. Er waren geen concrete afspraken tussen partijen over de resultaten van het trainen of berijden van het paard, en zonder deze afspraken kon er geen sprake zijn van wanprestatie. Evenmin was er bewijs van onrechtmatig handelen door gedaagde. De voorzieningenrechter wees ook de tegenvordering van gedaagde af, omdat de voorwaarden waaronder deze was ingesteld niet waren vervuld. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.103,00 werden begroot. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.