ECLI:NL:RBAMS:2017:7436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
C/13/623671 / KG ZA 17-161
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot stopzetting van het berijden en trainen van een paard in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een Ierse paardenhandelaar, eiser, en een mede-eigenaar van het paard Jaipur, gedaagde. Eiser vorderde dat gedaagde zou stoppen met het berijden en trainen van het paard en zou meewerken aan het heropleiden van het paard. Eiser stelde dat de waarde van het paard daalde door de slechte prestaties op internationale concoursen, en dat er een spoedeisend belang was bij zijn vordering omdat het paard bijna negen jaar oud zou worden en het heropleiden steeds moeilijker zou worden. Gedaagde voerde verweer en stelde dat er geen concrete afspraken waren gemaakt over het trainen en berijden van het paard, waardoor er geen sprake was van wanprestatie of onrechtmatig handelen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser moest worden afgewezen. Er waren geen concrete afspraken tussen partijen over de resultaten van het trainen of berijden van het paard, en zonder deze afspraken kon er geen sprake zijn van wanprestatie. Evenmin was er bewijs van onrechtmatig handelen door gedaagde. De voorzieningenrechter wees ook de tegenvordering van gedaagde af, omdat de voorwaarden waaronder deze was ingesteld niet waren vervuld. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.103,00 werden begroot. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/633878 / KG ZA 17/924 HH/AV
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2017
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser bij dagvaarding van 22 augustus 2017,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.M. Buisman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 2 oktober 2017 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen en heeft een voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie ingesteld waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota. Na verder debat hebben partijen verzocht de zaak aan te houden voor onderling overleg. Op 3 oktober 2017 hebben partijen gevraagd vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiser] : de heer [eiser] met mr. Kolkman voornoemd en aan de zijde van [gedaagde] : de heer [gedaagde] met mr. Buisman voornoemd en een tolk in de Engelse taal.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een Ierse paardenhandelaar die werkzaam is in België, Nederland en Ierland. Hij koopt paarden in en traint ze, zodat zij voor een hogere prijs kunnen worden (door)verkocht.
2.2.
[eiser] was samen met de heer [naam] , ieder voor 50%, eigenaar van het springpaard Jaipur, een bruine ruin uit 2009.
2.3.
Op 12 augustus 2016 heeft [eiser] zijn 50% aandeel in Jaipur aan [gedaagde] verkocht en geleverd voor € 50.000,00. Jaipur is vervolgens met toestemming van [naam] naar Nederland vervoerd en verblijft op kosten van [gedaagde] in de stallen van [naam stallen] in [plaats] , gemeente [gemeente] .
2.4.
[gedaagde] traint Jaipur en neemt met Jaipur deel aan internationale concoursen.
2.5.
Per e-mail van 23 februari 2017 heeft [naam] aan [gedaagde] bericht dat hij zijn aandeel in Jaipur zou verkopen aan [eiser] voor € 30.000,00.
2.6.
Per brief en e-mail van 6 maart 2017 heeft de Ierse advocaat van [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat [naam] zijn aandeel in Jaipur heeft verkocht aan [eiser] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen te stoppen met het berijden en trainen van Jaipur en te stoppen met het deelnemen aan concoursen met Jaipur en alle medewerking te verlenen aan het heropleiden van Jaipur, door een door [eiser] te selecteren ruiter waarbij de kosten voor rekening van beide partijen
– ieder voor de helft – komen en Jaipur en de daarbij behorende papieren bestaande uit het FEI-paspoort en het stamboekbewijs aan [eiser] af te geven. Een en ander onder verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] stelt daartoe – kort samengevat – dat de waarde van Jaipur daalt met elke wedstrijd waaraan [gedaagde] samen met Jaipur deelneemt en dat Jaipur per onmiddellijk een heropleiding dient te ondergaan met een andere ruiter dan [gedaagde] om verdere schade te voorkomen. [eiser] stelt een spoedeisend belang te hebben bij zijn vordering omdat [gedaagde] vrijwel dagelijks op Jaipur rijdt en met Jaipur wekelijks op concoursen uitkomt, bovendien wordt Jaipur iedere dag ouder en wordt het heropleiden steeds moeilijker. Een springpaard is op zijn best van zijn negende tot zijn zestiende jaar, daarna gaan de meeste paarden met pensioen. Jaipur wordt in januari 2018 negen jaar.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert onder de voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen – samengevat – veroordeling van [eiser] tot betaling van alle kosten die [gedaagde] tot dusver heeft gemaakt aan vervoer en verzorging van Jaipur.
4.2.
Daarnaast vordert [gedaagde] – voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat een bodemprocedure moet volgen – op grond van artikel 843a Rv inzage in:
I. Bewijs van betaling van de koopprijs die [eiser] aan [naam] oorspronkelijk heeft betaald voor Jaipur, destijds Thunder genaamd,
II. Bewijs van betaling door [eiser] van zijn vermeende aandeel in Jaipur.
4.3.
[eiser] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Nog daargelaten het antwoord op de vraag of sprake is van een spoedeisend belang bij de vordering, dient de vordering van [eiser] reeds te worden afgewezen wegens het gebrek aan een grondslag. Desgevraagd heeft de advocaat van [eiser] ter zitting verklaard dat de grondslag is gelegen in een uit wanprestatie voortvloeiende onrechtmatige daad. Volgens [eiser] wordt Jaipur steeds minder waard door de slechte resultaten die [gedaagde] met het paard haalt op internationale concoursen. Dit komt volgens [eiser] doordat [gedaagde] het paard slecht berijdt. Echter is gesteld noch gebleken dat afspraken zijn gemaakt tussen partijen met betrekking tot (de resultaten van) het trainen, berijden of deelnemen aan concoursen door Jaipur en [gedaagde] . Zonder concrete afspraken kan van wanprestatie geen sprake zijn. Evenmin is gesteld of gebleken dat sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde] jegens [eiser] . Daartoe is de enkele omstandigheid – wat daar overigens verder ook van zij – dat de door [gedaagde] behaalde resultaten niet zijn wat [eiser] graag had gewild, onvoldoende.
5.2.
Het voorgaande betekent dat de vordering in conventie zal worden afgewezen. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd omtrent de eigendom van Jaipur, namelijk of [eiser] nu wel of niet eigenaar is geworden, kan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in het midden blijven.
5.3.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat
816,00
totaal € 1.103,00
in voorwaardelijke reconventie
5.4.
Nu de vordering in conventie wordt afgewezen is de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld niet vervuld zodat aan deze vordering niet wordt toegekomen.
5.5.
Ook aan de vordering van [gedaagde] op grond van artikel 843a Rv heeft hij een voorwaarde verbonden, namelijk voor zover de kortgeding rechter van oordeel is dat een bodemprocedure dient te volgen. Ook deze voorwaarde is niet vervuld nu dit niet aan de kortgeding rechter is om te beoordelen. Het is aan partijen of zij een bodemprocedure wensen te voeren. Ook aan deze vordering wordt dus niet toegekomen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.103,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A. Vogelzang, griffier, en is in het openbaar uitgesproken 17 oktober 2017. [1]

Voetnoten

1.type: HH