ECLI:NL:RBAMS:2017:7442

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
13/684417-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging tegen buschauffeur in Amsterdam-Noord

Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een buschauffeur in Amsterdam-Noord op 26 augustus 2016. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 28 september 2017 is het onderzoek ter terechtzitting gehouden, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en de verdediging door raadsman mr. S. Akkas. De rechtbank heeft ook de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, de buschauffeur, in overweging genomen.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld had gepleegd tegen de buschauffeur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn vrienden de busbaan blokkeerden, wat leidde tot een confrontatie met de buschauffeur. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet opzettelijk deel uitmaakte van het geweld dat zijn vrienden pleegden, en dat er geen bewijs was dat hij opzet had op het in vereniging plegen van geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist wat zijn vrienden zouden doen en dat hij niet opzettelijk een bijdrage heeft geleverd aan het geweld.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. De uitspraak van de rechtbank is gedaan door mr. P.B. Martens als voorzitter, mrs. R.A. Overbosch en F.W. Pieters als rechters, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684417-16
Datum uitspraak: 12 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Akkas, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] en de toelichting daarop van mr. M. van Gemert.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 26 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Pieter A. [van] Heijningestraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
  • slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • in een nekklem houden van voornoemde [slachtoffer] en/of (hierbij) de keel van voornoemde [slachtoffer] dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden en/of
  • met een kettingslot, althans een hard en/of zwaar en/of puntig voorwerp, op/tegen het hoofd en/of tegen de rug, althans op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] slaan en/of zwaaien.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
3.1.1.
De rechtbank leidt uit het dossier, waaronder de camerabeelden, en het verhandelde ter zitting het volgende af. Op 26 augustus 2016 rijdt [slachtoffer] met lijnbus 392 in Amsterdam-Noord over de busbrug richting de Gerardus van der Groeplaan. Vlak voor de kruising met de Pieter A. van Heijningestraat kan hij niet verder omdat de busbaan wordt geblokkeerd door verdachte en zijn vrienden, [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , die op hun scooters zitten. Nadat [slachtoffer] heeft geclaxonneerd gaan de jongens aan de kant, maar niet zonder [slachtoffer] eerst uit te dagen. [slachtoffer] stapt uit en vraagt wat er aan de hand is. Over wat vervolgens gebeurt, lopen de meningen uiteen. [slachtoffer] verklaart in zijn aangifte dat een van de jongens hem heeft geslagen waarop hij in een gevechtshouding is gaan staan. De jongens zeggen dat de chauffeur een van hen heeft geslagen.
Een buspassagier filmt vanaf dat moment met zijn telefoon wat er verder gebeurt. Op de camerabeelden is te zien dat de jongens bij de voorkant van de bus staan en teruglopen in de richting van hun scooters die zij even verderop hadden neergezet. Een van hen, [naam 1] , steekt zijn arm door het raampje bij de bestuurdersplek van de bus en het lijkt erop dat hij iets wegpakt. Hij rent vervolgens weg. [naam 2] en [naam 3] beginnen ook te rennen. Verdachte loopt enigszins afzijdig van de rest rustig weg. [slachtoffer] , die nog voor zijn bus staat, denkt dat hij wordt bestolen en zet de achtervolging in. Als [slachtoffer] ziet dat hij [naam 1] niet te pakken kan krijgen, grijpt hij verdachte bij de kleding en duwt hem in de struiken. Daarna blijft [slachtoffer] verdachte vasthouden. [naam 2] die ziet wat er gebeurt, komt aanlopen. Verdachte pakt ondertussen [slachtoffer] vast en duwt op zijn beurt [slachtoffer] in de struiken om hem vervolgens in een nekklem te nemen. [slachtoffer] blijft verdachte stevig vasthouden. Direct hierna begint [naam 2] [slachtoffer] te slaan en te stompen. Een paar seconden later komt [naam 3] erbij die [slachtoffer] een (vliegende) trap geeft. Ten slotte komt direct daarna ook [naam 1] ‘helpen’. Hij heeft een grote, zware ketting in zijn handen waarmee hij op [slachtoffer] inslaat. Al die tijd houden verdachte en [slachtoffer] elkaar vast.
3.1.2
Verdachte wordt verweten dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en samengevat het volgende betoogd. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging. Op de camerabeelden is te zien hoe verdachte en zijn vrienden gezamenlijk geweld tegen hem plegen. De aangifte strookt met de camerabeelden. Hoewel de voorgeschiedenis niet is gefilmd, dient wat dat betreft ook te worden afgegaan op de aangifte van [slachtoffer] waarin staat dat hij door een van de jongens is geslagen. Na het eerste incident meent [slachtoffer] dat zijn zonnebril wordt gestolen. Hij is boos door wat er is voorgevallen en zit kennelijk vol met adrenaline. Hij rent achter [naam 1] aan en als hij merkt dat hij hem niet te pakken kan krijgen, grijpt hij verdachte vast om te voorkomen dat hij wordt bestolen en dat was zijn goed recht. Wat vervolgens gebeurt, is volstrekt absurd. [slachtoffer] wordt door verdachte en zijn vrienden geslagen en geschopt en met een zware ketting mishandeld.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
3.3.1.
De raadsman van verdachte heeft zich overeenkomstig zijn pleitaantekening op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep op noodweer toekomt. Hij heeft zijn verweer samengevat als volgt onderbouwd.
3.3.2.
Op de camerabeelden is te zien, dat de buschauffeur begint met de agressie tegen verdachte die op dat moment nog niets heeft gedaan. Verdachte liep rustig weg van de bus, toen hij plotseling en erg hardhandig werd vastgepakt door de aangever en vervolgens met kracht in de struiken wordt gesmeten. Verdachte kon niet vluchten omdat hij continue werd vastgehouden. In de tussentijd kreeg hij klappen en werd hij mishandeld door de aangever waarbij verdachte zelfs moeilijk kon ademhalen doordat aangever hem vasthad ter hoogte van zijn keel. Het is niet meer dan normaal en menselijk, dat verdachte zich vervolgens vanwege zelfbehoud tegen de agressie van de buschauffeur heeft verdedigd. Dit deed hij onder die omstandigheden door de buschauffeur in een nekklem te nemen. Er was op dat moment sprake van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van de lichamelijke integriteit van verdachte waartegen de verdediging noodzakelijk en geboden was. Het aanleggen van een nekklem was onder de gegeven omstandigheden een proportioneel middel ter zelfverdediging. De aangever, een ervaren buschauffeur, handelde zeer agressief en onprofessioneel en heeft deze situatie van agressie onnodig lang laten voortduren.
3.3.3.
Verdachte heeft de buschauffeur niet geslagen en evenmin heeft hij daaraan een significante bijdrage geleverd. Ook heeft verdachte geen nauwe en bewuste samenwerking gehad bij het slaan met het kettingslot door medeverdachte [naam 1] en evenmin is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het trappen of slaan door de andere jongens. Verdachte heeft zelfs helemaal niet gezien dat de buschauffeur is geslagen met het kettingslot toen hij hem in een nekklem hield. Verdachte was op dat moment alleen bezig met zelfbehoud. Hij dient dan ook van dat deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman geschetste gang van zaken geen recht doet aan wat op grond van het dossier kan worden vastgesteld. De (slaande) ruzie met [slachtoffer] is begonnen omdat verdachte en zijn vrienden de busbaan blokkeerden en [slachtoffer] niet gewoon zijn werk lieten doen, maar hem uitdaagden en de confrontatie met hem hebben gezocht. Het is dus niet zo dat verdachte van de prins geen kwaad wist. [slachtoffer] heeft verdachte vastgepakt omdat hij meende dat hij werd bestolen door een van de jongens uit de groep waarmee hij kort daarvoor nog (slaande) ruzie had en waarvan verdachte ook deel uitmaakte en hij deze jongen niet kon aanhouden. Onder die omstandigheden kan niet zonder meer gezegd worden dat sprake was van een wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer] . Nadat [slachtoffer] verdachte had vastgepakt en in de struiken duwde, heeft verdachte [slachtoffer] teruggepakt en hem vervolgens zelf tegen de struiken geduwd en in een nekklem genomen. Ten slotte kwamen de vrienden van verdachte vrijwel direct daarna de buschauffeur slaan en schoppen.
3.4.2.
Niettegenstaande het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken omdat zij het ten laste gelegde niet bewezen acht. Zij overweegt daartoe als volgt. Verdachte wordt beschuldigd van het openlijk
in verenigingplegen van geweld. Aldus moet worden bewezen dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van openlijk geweld en dat hij daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Zoals in de inleiding staat beschreven, is op de camerabeelden te zien dat verdachte, nadat hij door [slachtoffer] is vastgepakt, op zijn beurt [slachtoffer] vastpakt, hem duwt en vervolgens in een nekklem neemt. Op dat moment is wel sprake van geweld dat verdachte jegens [slachtoffer] pleegt (mogelijk mishandeling) maar is nog geen sprake van geweld dat in vereniging wordt gepleegd zoals is ten laste gelegd. Onmiddellijk nadat verdachte [slachtoffer] heeft vastgepakt, wordt [slachtoffer] geslagen door [naam 2] en vrijwel direct daarna wordt hij door [naam 3] geschopt en door [naam 1] geslagen met een ketting. Uit de bewijsmiddelen, waaronder de camerabeelden, volgt echter niet dat verdachte wist of zelfs maar kon weten wat zijn vrienden zouden gaan doen en dat hij opzet had op het in vereniging plegen van het geweld. Uit het dossier volgt wel dat [slachtoffer] verdachte ook vasthield en niet van plan was hem los te laten. Verdachte kon zich dus niet distantiëren van het geweld dat zijn vrienden pleegden. Er kan met andere woorden, gelet op de snelheid waarmee de gebeurtenissen elkaar opvolgden, niet worden gezegd dat verdachte opzettelijk deel heeft uitgemaakt van de groep die het geweld heeft gepleegd. Aangezien verdachte en [slachtoffer] elkaar vasthielden, kan evenmin van hem worden gezegd dat hij opzettelijk een bijdrage heeft geleverd aan dat geweld.

4.De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij [slachtoffer] zal in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2017.