ECLI:NL:RBAMS:2017:7481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
13/751738-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijk onderzoek in Roemenië

Op 5 oktober 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van poging tot diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.

De opgeëiste persoon, geboren in 1982 in Roemenië, heeft verklaard dat hij de Roemeense nationaliteit heeft en dat hij momenteel gedetineerd is in Nederland. Tijdens de zitting heeft hij aangegeven dat hij zo snel mogelijk naar Roemenië wil terugkeren, waar hij vier kinderen heeft. De verdediging heeft betoogd dat er een mediationtraject gaande is in Roemenië, wat mogelijk kan leiden tot het vervallen van de strafzaak. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft ook gewezen op de detentieomstandigheden in Roemenië, die volgens eerdere rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens problematisch kunnen zijn.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in een detentiecentrum met voldoende persoonlijke ruimte zal worden geplaatst. Gezien de omstandigheden en het feit dat de opgeëiste persoon nog niet is veroordeeld, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751738-17
RK-nummer: 17/5213
Datum uitspraak: 5 oktober 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 augustus 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 juli 2017 (ontvangen op 15 augustus 2017) door de rechtbank van eerste aanleg, sector 2 te Boekarest (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam HvB],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 oktober 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. S. Ben Taraf, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor mr. P.D. Popescu en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 24 maart 2017
nr. 218/DCL/30.03.2017 uitgevaardigd door de Rechtbank Boekarest, Afdeling I, strafkamer. (dossiernummer 6956/300/2017). Op grond van dit bevel kan de opgeëiste persoon in voorlopige hechtenis voor de duur van 30 dagen worden genomen.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek wegens het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Roemenië strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5. Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: detentieomstandigheden in Roemenië
5.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman en de opgeëiste persoon hebben ter zitting aangevoerd dat de opgeëiste persoon zo snel mogelijk naar Roemenië wil gaan. Hij heeft in Roemenië vier kinderen. Bovendien is zijn Roemeense advocaat in zijn strafzaak bezig met mediation. Deze raadsman heeft nu tot
15 oktober 2017 uitstel gekregen. Als de mediation lukt, dan vervalt de hele strafzaak en daarmee de grondslag van het EAB. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij een baksteen door een raam heeft gegooid en dat hij – na contact daarover met zijn raadsman - niet verwacht hiervoor een gevangenisstraf opgelegd te krijgen. Verzocht is om de overlevering toe te staan vanwege het grote persoonlijke belang van de opgeëiste persoon.
5.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon al bij de voorgeleiding heeft aangegeven dat hij zo snel mogelijk naar Roemenië wilde gaan.
Vanwege de vaststelling van de rechtbank dat sprake is van een algemeen gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie levert het IRC opgeëiste personen echter niet via de verkorte procedure aan Roemenië over.
Het IRC heeft aan Roemenië gevraagd in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst en dat is het
Detention and Provisional Arrest Centre no 3 within Police Station 4in Boekarest. In deze instelling voor de voorlopige hechtenis hebben gedetineerden de beschikking over 3m2 persoonlijke ruimte. Het is echter niet bekend waar de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling zal worden geplaatst. Het is ook niet duidelijk of deze vraag in dit stadium al wel beantwoord kan worden, omdat sprake is van een vervolgingsoverlevering en de opgeëiste persoon ook onschuldig kan worden verklaard.
De officier van justitie heeft zich verder aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mensen (zie bijv. EHRM 24 april 2017, 61467/12, 39516/13, 48231/13 en 68191/13 (Rezmiveş e.a./Roemenië), heeft de rechtbank in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name vanwege overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
Met het oog op de beoordeling of voor de opgeëiste persoon in geval van overlevering een dergelijk gevaar bestaat, heeft het Openbaar Ministerie navraag gedaan bij de uitvaardigende justitiële autoriteit naar de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in Roemenië zal worden gedetineerd.
De brief van 25 september 2017 van de
General Romanian Police Inspectorate Unit for Coordination of detention and provisional arrest centresvan het Roemeense Ministerie van Justitie bevat onder meer de volgende informatie:
- de opgeëiste persoon zal na zijn overlevering worden geplaatst in de
Detention and Provisional Arrest Centre no 3 within Police Station 4in Boekarest ofwel in de
Detention and Provisional Arrest Centre no 1 withinthe
Independent Unit for Detention and Provisional arrest.. In beide instellingen zal hij ten minste
3 m2 ‘
individual space’ ter beschikking hebben;
- een omschrijving van de algemene detentieomstandigheden in deze instelling (onder meer op het gebied van accommodatie, meubilair, ventilatie, daglicht en hygiëne).
Uit de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt derhalve dat de opgeëiste persoon ten minste 3 m2 ‘
personal space’ ter beschikking zal staan. Hiermee is het ernstige vermoeden dat de opgeëiste persoon daar onder onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden zal verblijven, weerlegd. (EHRM (Grote Kamer) 20 oktober 2016, 7334/13 (Muršić/Kroatië), § 124).
De rechtbank overweegt daarbij dat sprake is van een vervolgings-EAB en dat de schuld en bestraffing van de opgeëiste persoon nog niet vaststaat. Verder neemt de rechtbank uitdrukkelijk in aanmerking dat er in Roemenië volgens de opgeëiste persoon een alternatief traject, te weten mediation, in gang is gezet, dat de opgeëiste persoon uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven van deze mogelijkheid gebruik te willen maken, en dat hij – na overleg met zijn raadsman - deze mogelijkheid ook kansrijk acht, in die zin dat oplegging van een vrijheidsstraf achterwege zal kunnen blijven.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg, sector 2 te Boekarest (Roemenië) voor het in Roemenië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en T. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2017.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]