ECLI:NL:RBAMS:2017:7547

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
AWB 16/3646
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan stichting voor overtreding van de Huisvestingswet

Op 26 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een stichting, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. De zaak betreft een bestuurlijke boete die aan de stichting was opgelegd voor een overtreding van de Huisvestingswet. In het primaire besluit van 6 november 2015 was de boete van € 12.000,- opgelegd aan de bestuurder van de stichting, [de man]. Echter, tijdens de zitting werd duidelijk dat het bestreden besluit ten onrechte aan de stichting was gericht, terwijl de boete oorspronkelijk aan de bestuurder was opgelegd. De gemachtigde van verweerder erkende deze fout en trok het bestreden besluit in.

Eiseres heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overwoog dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet had betwist dat eiseres recht had op vergoeding van de proceskosten, die forfaitair zijn vastgesteld op € 990,00. Daarnaast diende verweerder het griffierecht van € 168,- aan eiseres te vergoeden, aangezien het griffierecht was voldaan en verweerder aan het beroep was tegemoetgekomen.

De uitspraak werd gedaan door rechter T.L. Fernig-Rocour, in aanwezigheid van griffier mr. S. Tax, en werd op 26 september 2017 bekendgemaakt aan de partijen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/3646

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2017 in de zaak tussen

[de Stichting] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Levelt),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. A. Franke).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [de man] , bestuurder van eiseres, een bestuurlijke boete van € 12.000,- opgelegd voor het overtreden van de Huisvestingswet.
Bij besluit van 20 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [de man] en van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2017.
Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1
De rechtbank heeft ter zitting aan de orde gesteld dat verweerder het bestreden besluit aan eiseres heeft gericht, terwijl de bestuurlijke boete in het primaire besluit aan [de man] is opgelegd. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting erkend dat laatstgenoemde in het primaire besluit als overtreder is aangemerkt, dat dit ten onrechte is en dat eiseres als overtreder had moeten worden aangemerkt. De gemachtigde van verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit ter zitting ingetrokken.
1.2
De gemachtigde van eiseres heeft het beroep ter zitting ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
2.1
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, vierde lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder met de intrekking van het bestreden besluit aan het beroep is tegemoet gekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair zijn vastgesteld op € 990,00 (2 punten -1 punt voor het beroepschrift plus 1 punt voor het verschijnen ter zitting- x factor 1 x € 495,00) als kosten van verleende rechtsbijstand.
4. Nu eiseres het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, dient verweerder aan eiseres het griffierecht ter hoogte van € 168,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,00.
Deze uitspraak is gedaan op 26 september 2017 door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Tax, de griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende vier weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage.