Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
verblijvende op het adres [adres 1] ,
thans verblijvende in het [detentieadres] .
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
NJ2000, 194) volgt dat het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De raadsman van verdachte heeft betwist dat het telefoonnummer # [imei-nummer 2] aan verdachte toebehoort, maar het bovenstaande maakt voldoende aannemelijk dat verdachte de gebruiker is van dit telefoonnummer. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Op de telefoon is tevens een schermafbeelding gevonden waarop valt te zien dat voor het adres [adres te plaats 2] meterstanden zijn doorgegeven aan het bedrijf Nuon. Onder het kopje contactgegevens staan het telefoonnummer # [telefoonnummer 3] en het e-mailadres [e-mailadres] . Tot slot is [medeverdachte] op 6 januari 2017 samen met verdachte gecontroleerd.
Het bovenstaande maakt voldoende aannemelijk dat [medeverdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer # [telefoonnummer 3] .
5.Bewezenverklaring
b. 6 januari 2017 (zaak 3) en
c. 10 januari 2017 (zaak 4) en
d. 12 januari 2017 (zaak 9) en
e. 4 januari 2017 (zaak 5) en
f. 30 december 2016 (zaak 7)
b. [persoon 4] (zaak 3) en
c. [persoon 9] (zaak 4) en
d. [persoon 10] (zaak 9) en
e. [persoon 11] (zaak 5) en
f. [persoon 12] (zaak 7)
b. een bankpas (zaak 3) en
c. een bankpas (zaak 4) en
d. een bankpas (zaak 9) en
e. een bankpas (zaak 5) en
f. een bankpas (zaak 7)
- gezegd dat hij, verdachte, een pakje voor haar had en
- gezegd dat zij 1,25 euro voor het pakje moest betalen en
- gezegd dat hij, verdachte, geen contant geld mocht aannemen en dat er alleen middels pin betaald kon worden en
- de bankpas van die [persoon 8] aangepakt en tegen een smartphone gehouden en
- vervolgens aan die [persoon 8] gevraagd om de pincode in te toetsen en
- tegen die [persoon 8] gezegd dat hij, verdachte, naar zijn auto zou lopen voor een bonnetje
- tegen voornoemde [persoon 4] gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor hem had en
- tegen die [persoon 4] gezegd dat hij 5 Euro moest geven en
- tegen die [persoon 4] gezegd dat hij, verdachte, van zijn baas geen cash geld mocht aannemen en
- tegen die [persoon 4] gezegd dat hij moest pinnen en
- de bankpas van die [persoon 4] aangepakt en tegen een telefoon gehouden en
- vervolgens aan die [persoon 4] gevraagd om de pincode in te toetsen en
- tegen die [persoon 4] gezegd dat hij, verdachte, een papier uit de auto moest pakken dat die [persoon 4] kon tekenen
- een pakketje in zijn, verdachte's, hand had en
- de woning van die [persoon 9] betreden en
- tegen die [persoon 9] gezegd dat het 2,50 euro kostte en
- tegen die [persoon 9] gezegd dat zij het ook met haar pasje kon betalen en
- de bankpas van die [persoon 9] aangepakt en de pincode aan die [persoon 9] gevraagd en
- de woning verlaten en
- tegen die [persoon 9] gezegd dat hij, verdachte, het in orde zou maken
- tegen die [persoon 10] gezegd dat hij, verdachte, een postpakketje voor haar had en
- tegen die [persoon 10] gezegd dat zij 1,20 euro moest betalen en
- tegen die [persoon 10] gezegd dat hij, verdachte, geen contant geld mocht aannemen en
- tegen die [persoon 10] gezegd dat zij 1,20 euro moest pinnen en
- de pinpas van die [persoon 10] onder een apparaat gehouden en
- vervolgens die [persoon 10] haar pincode laten intoetsen en
- tegen die [persoon 10] gezegd dat hij, verdachte, naar zijn auto moest lopen om het pakketje uit de auto te halen;
- tegen die [persoon 11] gezegd dat hij 1,85 euro moest betalen voor het pakketje en
- tegen die [persoon 11] gezegd dat hij dit bedrag moest pinnen en- tegen die [persoon 11] gezegd dat hij, verdachte, de bankpas mee moest nemen naar zijn, verdachte's, auto
- gezegd dat hij een pakketje had voor [naam] en
- tegen die [persoon 12] gezegd dat zij 1,25 euro moest betalen voor het pakketje en
- tegen die [persoon 12] gezegd dat zij dit bedrag alleen via de pin kon betalen en
- de bankpas van die [persoon 12] aan de achterzijde in een mobiel pinautomaat gestoken en
- die [persoon 12] haar pincode laten intoetsen en
- zijn, verdachte's, telefoon gepakt en een gesprek gevoerd en gezegd: "de app is goed" en
- tegen die [persoon 12] gezegd dat hij een papier ging pakken dat zij moest ondertekenen en
- tegen die [persoon 12] gezegd dat hij een bon aan haar ging geven
b. 6 januari 2017 (zaak 3) en
c. 10 januari 2017 (zaak 4) en
d. 12 januari 2017 (zaak 9) en
e. 4 januari 2017 (zaak 5) en
f. 30 december 2016 (zaak 7)
b. geldbedragen van 250 euro en 705 euro en 1000 euro (zaak 3) en
c. geldbedragen van 250 euro en 1000 euro (zaak 4) en
d. een geldbedrag van 400 euro (zaak 9) en
e. geldbedragen van 1000 euro en 250 euro (zaak 5) en
f. geldbedragen van 250 euro en 90 euro (zaak 7)
b. [persoon 4] (zaak 3) en
c. [persoon 9] (zaak 4) en
d. [persoon 10] (zaak 9) en
e. [persoon 11] (zaak 5) en
f. [persoon 12] (zaak 7)
- tegen die [persoon 5] gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor haar had en
- tegen die [persoon 5] gezegd dat er kosten (1,25 euro) aan waren verbonden en
- tegen die [persoon 5] gezegd dat zij dit alleen met pinpas kon betalen in verband met de kans op overvallen en
- tegen die [persoon 5] gezegd dat hij, verdachte, nog andere pakketjes moest afleveren en dat hij, verdachte, later wel weer terug kwam toen die [persoon 5] aangaf dat ze niet zomaar kon pinnen en daarvoor iemand moest bellen;
b. 28 december 2016 (zaak 6)
b. [persoon 6] (zaak 6)
b. een bankpas (zaak 6)
- tegen die [persoon 7] gezegd dat hij, verdachte, een pakje voor haar had en
- tegen die [persoon 7] gezegd dat zij daarvoor 1,25 euro moest pinnen en
- de bankpas van die [persoon 7] aangepakt en bij een smartphone gehouden en
- vervolgens die [persoon 7] haar pincode in laten toetsen en
- die [persoon 7] een handtekening laten zetten voor het pakketje en
- tegen die [persoon 7] gezegd dat hij, verdachte, eerst wat formulieren uit de auto moest halen;
- tegen die [persoon 6] gezegd dat hij, verdachte, een pakketje van het zorgkantoor voor haar had en
- tegen die [persoon 6] gezegd dat zij daarvoor 1,50 euro per pin diende te betalen en
- die [persoon 6] haar pincode laten intoetsen en
- de bankpas van die [persoon 6] uit het apparaat gepakt en
- is vervolgens met die bankpas)naar beneden gelopen
b. 28 december 2016 tot en met 29 december 2016
b. geldbedragen van 250 euro en 1000 euro
b. [persoon 6]
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen
Bij de stukken bevindt zich de op 25 maart 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/741211-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 november 2013 van de politierechter Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken bevindt zich de op 28 maart 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 96/176801-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 17 januari 2017 van de politierechter Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
30 (dertig) maanden.
mrs. F. Dekkers en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,