ECLI:NL:RBAMS:2017:7634
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Loonvordering en re-integratie van een zieke werknemer met vervallen WIA-uitkering
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2017, vorderde eiser, de besloten vennootschap MBA CSU Personeel BV, voorzieningen in kort geding tegen gedaagde, een werkgever gevestigd te Amsterdam. Eiser was in dienst bij gedaagde en had een arbeidsongeschiktheidsgeschiedenis die terugging tot 2009, toen hij vanwege psychische klachten arbeidsongeschikt werd. In 2011 werd zijn arbeidsongeschiktheid door het UWV vastgesteld op minder dan 35%, waarna hij weer aan het werk ging. Echter, in april 2014 meldde hij zich opnieuw ziek, wat leidde tot een WIA-uitkering die in juli 2016 werd stopgezet omdat hij voor 20,13% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser vorderde in kort geding dat gedaagde hem zou verbieden om hem in bepaalde werkzaamheden op te dragen en dat hij zou worden tewerkgesteld in zijn oude functie, alsook een voorschot op zijn loon van € 5.997,59.
De kantonrechter oordeelde dat de loonvordering van eiser niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat eiser na zijn eerste periode van arbeidsongeschiktheid weer volledig aan het werk was gegaan, maar dat hij in de periode van april 2016 tot maart 2017 slechts loon verschuldigd was voor de daadwerkelijk gewerkte uren. De rechter concludeerde dat gedaagde niet verplicht was om loon te betalen voor de periode waarin eiser niet volledig beschikbaar was voor werk. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, begroot op € 400,- aan salaris van de gemachtigde.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om hun beschikbaarheid voor werk duidelijk te maken, vooral na een periode van arbeidsongeschiktheid, en de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van loonbetalingen en re-integratie.