Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
1.ALGEMEEN
2.SAMENSTELLING RAAD VAN BESTUUR
3.TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEID RAAD VAN BESTUUR
21 december 2015 tot 24 december 2015 voor SSW verrichte werkzaamheden.
€ 71.570.51, inclusief btw, aan SSW te voldoen.
3.Het geschil
in conventie
10 november 2016,
10 november 2016,
4.De beoordeling
in conventie
€ 59.194,19, exclusief btw, door SSW onverschuldigd aan Robert Half is voldaan.
Aanpassingswet WNT, Kamerstukken II, 33 715, nr. 3, paragraaf 5). Dus iemand wordt aangemerkt als topfunctionaris als hij/zij:
gehele rechtspersoon of instelling. Het kan zijn dat bijvoorbeeld een vestigings- of locatiedirecteur niettemin als topfunctionaris aangemerkt dient te worden, namelijk in het geval dat de vestigingsdirecteuren samen het managementteam of het dagelijks bestuur uitmaken waarin beslissingen voor de gehele instelling worden genomen. In lijn hiermee zal een directeur Financiën of een directeur P&O van een instelling alleen onder de definitie van topfunctionaris vallen, als deze deel uitmaakt van een centraal management- of directieteam.”
gehelerechtspersoon of instelling. Daaraan toetsende is de rechtbank van oordeel dat SSW tegenover de gemotiveerde betwisting door Robert Half onvoldoende heeft onderbouwd dat [naam 1] bij SSW als topfunctionaris in de zin van de WNT werkzaam is geweest.
8 juli 2014 gesloten overeenkomst, formeel alleen belast was met het project Finance Manager a.i. (zie 2.3.). In die hoedanigheid verving hij de Manager Middelen bij SSW. SSW heeft weliswaar voldoende onderbouwd dat [naam 1] uit die hoofde steeds deel heeft genomen aan de in beginsel tweewekelijkse vergaderingen van het MT bij SSW, maar Robert Half heeft onder verwijzing naar het bestuursreglement voldoende weerlegd dat [naam 1] door de deelname aan het MT in gezamenlijk verband leiding heeft gegeven aan SSW. Blijkens het door SSW zelf overgelegde bestuursreglement (zie 2.6), is immers niet het MT maar de RVB belast met het besturen van de stichting en met de leiding van de dagelijkse werkzaamheden bij SSW (artikel 3, eerste lid, bestuursreglement). Op grond van artikel 8, tweede lid, bestuursreglement zijn de leden van het MT (slechts) bevoegd tot het leidinggeven aan de onder hen vallende medewerkers en het voeren van overleg in het MT over de onderwerpen die betrekking hebben op de stichting en bedrijfsvoering in het algemeen en het voorzien van advies aan de leden van de RVB. Op grond van het vijfde lid van artikel 8 van het bestuursreglement is alleen de RVB in het MT bevoegd tot het nemen van bestuursbesluiten. Ook dat artikellid bepaalt in het slot dat de leden van het MT (slechts) een adviserende rol aan de RVB hebben. Het organogram van SSW, zoals dat is opgenomen in het jaarverslag 2014 van SSW (zie 2.8), sluit daar ook bij aan. De Manager Middelen is daarin, net als de overige managers, onder de RVB geplaatst. Daaruit blijkt niet dat de RVB samen met de leden van het MT leiding geeft aan de gehele organisatie. Dit leiding geven aan de gehele organisatie blijkt ook niet uit de omschrijving van de functie Manger Middelen (thans Manager Financiën en ICT, zie 2.12). In die functieomschrijving staats slechts vermeld dat de Manger Financiën en ICT (lees: Manger Middelen) bevoegd is tot het aansturen van de afdeling Financiën en ICT en de 9 medewerkers van die afdeling. Uit een en ander blijkt niet dat, dan wel onvoldoende, dat [naam 1] op grond van zijn lidmaatschap van het MT bij SSW (mede) leiding gaf aan de gehele organisatie.
geheleorganisatie. Ten slotte wordt ook in de omstandigheid dat [naam 1] op aanwijzingen van de accountant in de jaarstukken 2015 als topfunctionaris is opgenomen, onvoldoende aanleiding gezien om daar anders over te oordelen. Van belang daarvoor is dat in het jaarverslag 2015 niet is gemotiveerd waarom [naam 1] en andere managers die deelnamen aan het MT, in tegenstelling tot het jaar 2014, nu wel als topfunctionaris in de zin van WNT moeten worden aangemerkt.
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
29 december 2015 voor de door [naam 1] verrichte werkzaamheden aan SSW heeft gezonden (zie 2.13). Niet in geschil is dat SSW die factuur niet heeft voldaan. Het verweer van SSW komt er op neer dat zij stelt dat zij die factuur niet verschuldigd is nu [naam 1] als topfunctionaris in de zin van de WNT moet worden aangemerkt en dat zij in dat kader reeds meer aan Robert Half heeft betaald dan haar op grond van de WNT is toegestaan. Door betaling van die factuur zou het bedrag dat zij op grond van de WNT onverschuldigd aan Robert Half heeft betaald alleen maar toenemen, aldus SSW. Uit hetgeen hiervoor in conventie reeds is geoordeeld volgt dat dit verweer van SSW niet slaagt. De in reconventie gevorderde betaling van het bedrag van € 3.397,68 is daarmee toewijsbaar, alsmede de daarover gevorderde wettelijke rente. Nu sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, zal de rechtbank de wettelijke handelsrente als bedoeld in dat artikel toewijzen. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten, waartegen geen specifiek verweer is gevoerd, zullen worden toegewezen.
5.De beslissing
mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2017. [1]